Marcellus Emants Biografie

Marcellus Emants wordt geboren in Voorburg. Hij stamt uit een prominente Haagse familie die veel juristen had voortgebracht. Marcellus Emants wordt door zijn vader ook min of meer gedwongen om rechten te studeren. Als zijn vader in 1871 overlijdt, breekt Emants met de studie die hij met tegenzin volgt. De erfenis stelt hem in staat zich volledig aan de literatuur te wijden. Hierin lijkt hij op de hoofdpersoon van zijn belangrijkste boek, Een nagelaten bekentenis, die ook van een erfenis leeft. Het radicale pessimisme dat uit de boeken van Emants spreekt, bezorgt hem al snel de status van omstreden schrijver.

Emants trouwt drie keer: zijn eerste vrouw overlijdt na twee jaar, de tweede echtgenote na twintig jaar. Zijn laatste huwelijk, met de Duitse actrice Jenny Kühn, is een drama. In de roman Liefdeleven heeft Emants ervaringen uit dit rampzalige huwelijk verwerkt. Wel krijgt Emants met Jenny een dochter, die door hem wordt geadoreerd.

Den Haag

Marcellus Emants is een zeer Haagse schrijver. Beroemde romans als Inwijding spelen in Den Haag. Emants begint te publiceren in de jaren zeventig van de negentiende eeuw, als Den Haag kortstondig een centrum is van nieuwe literaire ontwikkelingen. Met andere Hagenaars rond het tijdschriftje Quator volgt Emants vooral het nieuwe Franse proza van Emile Zola en de gebroeders De Goncourt op de voet.

Toneel

Emants eerste eigen uitgave is het drama Juliaan de afvallige uit 1874. Emants is nu vooral bekend als romanschrijver, maar in zijn eigen tijd speelt hij ook een belangrijke rol in de toneelwereld. Hij schrijft zelf zo´n vijfentwintig toneelstukken en hij is mede-oprichter, regisseur en acteur van het amateurgezelschap ‘Utile et Laetum’. Een van zijn bekendere stukken is Domheidsmacht uit 1907, dat gaat over een femme fatale.

Gedichten

Grote indruk maakt Emants met twee lange epische gedichten: Lilith uit 1879 en Godenschemering uit 1883. In deze gedichten komen enkele belangrijke aspecten van Emants’ kunst- en levensvisie naar voren. Instinct, drift en wellust worden gepresenteerd als de belangrijkste drijfveren van de mens.

Tachtigers

Veel jongeren zijn onder de indruk van Emants’ werk, zoals Willem Kloos en andere leden van de ‘Beweging van Tachtig’. Zij zien Emants als belangrijke voorloper en als grondlegger van de nieuwe moderne literatuur. Toch heeft Emants zich weinig met Kloos en de andere Tachtigers bemoeid. In De Nieuwe Gids van Kloos is hij nauwelijks te vinden, wel publiceert hij later in het tijdschrift Groot Nederland van onder anderen Louis Couperus, die Emants ook waardeert.

Naturalisme

Er zijn ook duidelijk verschillen aan te wijzen tussen het proza van Emants en dat van de Tachtigers. Het proza van Emants is streng-naturalistisch en de stijl is veel minder uitbundig en minder uitgebreid beschrijvend dan dat van bijvoorbeeld Lodewijk van Deyssel.

Marcellus Emants is één van de eerste Nederlandse naturalisten. Zijn eerste prozawerk, Een drietal novellen uit 1879, wekt ophef omdat Emants zijn personages volgens de naturalistische principes ten onder laat gaan aan de determinerende factoren van ‘ras, milieu en moment’, zonder moreel commentaar of uitzicht op een betere afloop. Hierin gaat Emants zelfs verder dan het Franse voorbeeld van Emile Zola.

Pessimisme

Uit Emants’ werk spreekt een radicaal pessimisme, zonder veel uitwegen of mogelijkheid tot ontsnapping. In zijn belangrijkste boek, Een nagelaten bekentenis uit 1894, doet hoofdpersoon Willem Termeer verslag van de moord op zijn vrouw. Het verhaal is in de ik-vorm gesteld, wat een belangrijke proza-vernieuwing vormt voor die tijd. Deze vertelwijze moet de indruk versterken dat Termeer een willoos voorwerp is van erfelijke factoren en dat de doodslag onafwendbaar is. Dit fatalisme is typerend voor Emants. Het blijkt ook uit zijn roman Juffrouw Lina uit 1888, waarin een erfelijk belaste diensbode naar de zelfmoord wordt gedreven.

Huwelijk

Emants’ derde huwelijk met Jenny Kühn is een verschrikkelijk drama geweest. Kühn was egocentrisch en neurotisch. De aard van deze vrouw moet Emants hebben gesterkt in zijn pessimistische opvattingen over de mens. Hij verwerkt zijn huwelijk in de roman Liefdeleven uit 1916. Kühn hem een dochtertje Eva, dat door Emants op handen wordt gedragen en ook vreselijk door hem wordt verwend. In de brieven aan zijn dochtertje lijkt het ijzeren pessimisme opmerkelijk ver weg.

Marcellus Emants overlijdt op 23 oktober 1923 in Baden (Zwitserland). Zijn graf draagt enige tijd als opschrift: ‘Beklaag nooit de verloste uit de krankzinnigheid die leven heet.’

Biografische teksten in de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren (DBNL)

1889 Jan ten Brink, ‘Algemeen overzicht’. In: Jan ten Brink, ‘Geschiedenis der Noord-Nederlandsche letteren in de XIXe eeuw. Deel 3’.

Citaat:

Weinig novellen uit het jongst verloopen tiental jaren zijn zoo uitstekend geslaagd. De studie, in ‘Fanny’ [in Een drietal novellen] tentoongespreid, berust op eene even geduldige, als scherpzinnige waarneming van het gekozen geval. De daemon van den waanzin slaat soms zijne scherpe klauwen om de slapen van deze ongelukkige patiënte, en juist in die aanvallen stelt Emants haar met huiveringwekkende waarheid voor de oogen zijner lezers. Het is te bejammeren, dat hij na dit meesterstuk niets geleverd heeft, dat zulk een werk evenaart.

Volledige tekst

1905 Albert Verwey, ‘Inleiding tot de nieuwe Nederlandsche dichtkunst’.

Citaat:

Opzettelijk heb ik van Lilith deze groote brokstukken aangehaald en kan ook nu nog niet eindigen. Het gedicht is waarlijk voor onze dichtkunst van ongewone beteekenis. Niet enkel omdat het het eerste was. Niet enkel omdat het, als eerste, de poging waagde om de poëzie boven het tijdelijk wereldgebeuren uit te stellen in de sfeer van eeuwigheid en goddelijkheid waarin een nieuw geslacht haar wenschte. Maar ook om de eigenschappen die Emants erdoor onthulde en die niemand na hem in zulk een mate heeft gehad. Ik bedoel namelijk de epische en dramatische vermogens die hem eigen zijn. De poëzie toonde zich hier, kort na het verschijnen van Lilith, bij uitstek en bij toeneming lyrisch, en dit mocht wel de oorzaak zijn waardoor sommige deugden van Lilith, en vooral van het enkele jaren later verschenen Godenschemering, niet naar behooren werden gewaardeerd.

Volledige tekst

1909 E. d’Oliveira, ‘Marcellus Emants’. In: E. d’Oliveira, ‘De mannen van '80 aan het woord. Een onderzoek naar enkele beginselen van de ‘Nieuwe Gids’-school’.

Citaat:

‘En daar las ik me opeens dat ik was de Johannes de Dooper van de nieuwere literatuur. Toen heb ik verbaasder gestaan dan ooit. Ik was mij niet bewust, iets nieuws te hebben geprofeteerd of ingeleid. Ik heb doodeenvoudig geschreven wat zich aan mij opdrong. Nooit aan nieuwe richting, zelfs niet aan richting gedacht. Het kan wel zijn dat ze gelijk hadden. Maar bij mij was het dan toch heelemaal onbewust. Naderhand heb ik een gevoel gehad, - en ik heb dat bij alle mogelijke dingen in mijn leven, dat ik me niet van mij zelf wil laten afbrengen. Ik wil wel uit mij zelf tot een ander gevoelen komen, maar ik wil mij niet laten leiden door den geest van een ander. Ik heb altijd sterk de neiging gehad om mijn eigen zin te volgen, in wat dan ook.’

Volledige tekst

1923 J. de Meester, ‘Marcellus Emants †’. In: ‘De Gids. Jaargang 87’.

Citaat:

Hij wil het onverbiddelijke. Hij weet het onder woorden te brengen. Hij vermag zich te handhaven in deze strenge kunstbeoefening. Van ‘hersenschimmen’ had hij een afkeer; wat hij eronder verstond, heeft hij in meer dan één ‘pro domo’, hetzij inleiding of tijdschriftartikel, uiteengezet. Zijn onverzettelijkheid hierin mocht aan oppervlakkig oordeel den indruk van onverzoenlijkheid geven, de eigenlijke onverzoenlijken waren zij, die de Nagelaten Bekentenis tot stapels lieten groeien op de boekenstalletjes, die het treffende hierin niet konden, het voor ons land nieuwe hiervan, als vroeger van Lilith en Godenschemering, niet wilden zien.

Volledige tekst

1923 Gerard van Eckeren, ‘Marcellus Emants’. In: ‘Den Gulden Winckel. Jaargang 22’.

Citaat:

Finantieel onafhankelijk, had hij de rust kunnen zoeken, het gemak, het lekkerlijke, leege leven - hij heeft het niet gewild. Hij is een werker gebleven tot het einde. Is hij, bij alle waardeering die hem ten deel viel, hem, oudere, zèlfs, en het méest, van de jongeren, wellicht tòch miskend? Hij was een pessimist, een sarcast, al wat ge wilt, maar waren er in hem geen zachtheden tevens? Is hij niet de schepper van de Tonia-figuur uit ‘Inwijding’? Zóó star, zóó critisch-koel stond hij niet in 't leven, of er was, naast zijn verstand, ook voor zijn hart een plaats.

Volledige tekst

1924 Frans Coenen, ‘Levensonlust en Zedelijke Ontevredenheid’. In: Frans Coenen, ‘Studiën van de Tachtiger beweging’.

Citaat:

Zijn melancholie schijnt niet, zooals bij de eigenlijke Tachtigers, terstond met hem geboren en uit het naakte leven zelf gegroeid te zijn. Veeleer is het, of eerst later, op de wijze der romantieken, door groote teleurstellingen geschokt, hem zijn vertrouwen op het leven begaf en hij toen, bij scherper toezien, het ontoereikende, doellooze, zinlooze van het menschenbewegen leerde verstaan. Maar toen vestigde zich de melancholie ook voorgoed en maakte zich onaantastbaar door een theoretische scholing, waaraan Schopenhauer allicht in zekere mate deel had.

Volledige tekst

1958 Garmt Stuiveling, ‘[De oudere generatie en de tussengeneratie omstreeks 1880]’. In: Garmt Stuiveling, ‘Een eeuw Nederlandse letteren’.

Citaat:

De enige, die uit kracht van zijn geaardheid maar aanvankelijk zonder het bewust te willen een zekere vernieuwing bracht, is Emants geweest. Helder en analytisch van verstand, scherp van oordeel, diep ontgoocheld in zijn jeugdige romantiek, en door wijsgerige lectuur nog in dit pessimisme bevestigd, was hij reeds als leids student een aristocratisch individualist. Zoon van gefortuneerde ouders, leefde hij na de dood van zijn vader enkel nog voor letteren en reizen.

Volledige tekst

1958 Victor E. van Vriesland, ‘Inleiding tot een nagelaten bekentenis van Marcellus Emants’. In: Victor E. van Vriesland, ‘Onderzoek en vertoog 2’.

Citaat:

Om geheel met de naturalisten te kunnen worden vergeleken was Emants echter een te ‘moralistisch’ schrijver. Uiteraard niet in dien zin, dat hij aan de realiteit lesjes van de in zwang zijnde zedeleer demonstreerde. Maar veeleer in de betekenis volgens het Franse spraakgebruik: dat hij de dingen des levens beschouwelijk overspiegelde en voor deze visies in zijn werk gestalte zocht. De eenzijdigheid van die laatsten stemde overeen met de hierboven aangewezen latere voorkeur van de prozaïsten van Tachtig voor den schaduwkant des levens, al waren bij Emants de oorzaken anders. Terecht ziet dan ook De Graaf (a.w.) in Emants een voorloper van Coenen en Aletrino en van de latere auteurs De Meester en Robbers.

Volledige tekst

1976 G.P.M. Knuvelder, ‘Marcellus Emants (1848-1923)’. In: G.P.M. Knuvelder, ‘Handboek tot de geschiedenis der Nederlandse letterkunde. Deel 4’.

Citaat:

Evenals de figuur uit Hermans' boek [De donkere kamer van Damokles], zit Termeer uit Een nagelaten bekentenis gevangen in de ‘donkere kamer’ van zijn lichaam, waaruit geen ontsnapping mogelijk is. Ik ben zelfs bereid te menen, dat deze opsluiting bij Emants een angstwekkender en definitiever karakter draagt dan bij de moderne auteur, monumentaler en onherroepelijker. Zij vloeide - deze opsluiting - bij Emants voort uit de door hem aangehangen leer van de erfelijkheid: Termeer weet zich het biologisch en psychisch produkt van zoveel generaties voorgangers. Hij weet, dat hij noodwendig worden moest tot wie hij is, en dat uit deze noodwendigheid geen ontsnapping mogelijk is. Hij weet dat, en weet waaróm dit zo is; anders dan Osewoudt uit Hermans' boek, ten aanzien van wie de auteur het wel, de romanfiguur zelf het niet, althans niet zo nadrukkelijk, weet.

Volledige tekst

1985 P.H. Dubois, ‘Emants, Marcellus’. In: G.J. van Bork & P.J. Verkruijsse (red.), ‘De Nederlandse en Vlaamse auteurs van middeleeuwen tot heden met inbegrip van de Friese auteurs’.

Citaat:

Hij was minder een voorloper van vernieuwers dan wel zelf een vernieuwer. Ten eerste van de poëzie door zijn epische gedichten Lilith (1879) en Godenschemering (1883), die door een pregnant en verantwoord woordgebruik, een grootse visie en een nieuwe en gedurfde inhoud een keerpunt in de Nederlandse poëzie van die tijd betekenden. Een vernieuwer was hij verder in het proza door de eenheid die men bij hem aantreft tussen zijn persoonlijke inhoud en de vorm waarin hij zijn novellen, reisverhalen en romans neerlegt, aanvankelijk nog aansluitend, wat die vorm betreft, bij de 19de eeuw, geleidelijk aan steeds soberder en directer wordend, tot de haast klassieke monumentaliteit van een roman als Een nagelaten bekentenis (1894).

Volledige tekst

1986 Pierre H. Dubois, ‘Marcellus Emants 1848-1923’. In: Anton Korteweg en Murk Salverda (red.), ‘’t Is vol van schatten hier...’ (2 delen).

Citaat:

Zijn dialectische inslag is ook manifest in zijn scherpgestelde essays en kritische beschouwingen, die hij in verschillende tijdschriften publiceerde, o.a. in het mede door hem opgerichte en geredigeerde De Banier, maar die hij nooit bundelde. Daaronder bevinden zich belangrijke studies, zoals die over Toergenjef (1818-1883), waarin hij zijn pessimistische levensfilosofie uiteenzet, hetgeen hij gedurende zijn leven trouwens herhaaldelijk direct of indirect heeft gedaan, het laatst - en onvoltooid - in wat men zijn ‘geestelijk testament’ zou mogen noemen, het essay ‘Woorden’, voor het eerst gepubliceerd in de november-december-aflevering 1966 van Tirade.

Volledige tekst

1989 Romain Debbaut, ‘Receptie’. In: Romain Debbaut, ‘Het naturalisme in de Nederlandse letteren’.

Citaat:

Emants kon zich wel over een zekere respons verheugen waar het zijn voor-naturalistisch werk betrof, maar voor wat hij vanaf Juffrouw Lina (1888) schreef, had zo te zeggen geen mens interesse. En in dit gebrek aan belangstelling zal ook wel de verklaring liggen voor het ontbreken van de naturalisten in de kranten, als feuilleton dan: ze geraakten er gewoon niet binnen. Wat zouden de kranten immers aan lezersbinding proberen te doen met auteurs die niemand las, en met een literatuur waarvoor niemand iets voelde?

Volledige tekst

1993 Mary G. Kemperink, ‘Medische theorieën in de Nederlandse naturalistische roman’. In: ‘De Negentiende Eeuw 17' (1993) 3.

Citaat:

Het meest compleet in zijn verslaggeving van een hysterische aanval is Emants. Zijn roman Juffrouw Lina (pp. 115-182) bevat een uitvoerig protocol van ‘une grande hystérie’. Schreeuwbuien, koortsaanvallen, krampen, bewusteloosheid, verlammingsverschijnselen, onbegrijpelijke gebaren en grimassen; het hele scala tot en met geluids- en gezichtshallucinaties toe, wordt er in doorlopen. Even plotseling als zo'n aanval opkomt, breekt hij ook weer af. Slap en uitgeput komen de personages tenslotte weer tot zichzelf.

Volledige tekst