Andrèas Hallén (1846-1925) behoorde tot die Scandinavische componisten die de verworvenheden van de actuele muziek voor het nationale verleden wisten in te zetten. Hallén studeerde eerste in Leipzig en München, maar oriënteerde zich daarna vooral op de daar in academische kringen gewantrouwde Wagner. Hij probeerde vervolgens een bestaan als musicus op te bouwen, afwisselend in Zweden en Duitsland. Zijn voornaamste probleem was niet een gebrek aan begaafdheid of kunde, maar zijn buitengewoon onaangename karakter: hij wist zo ongeveer iedereen die hij ontmoette tegen zich in het harnas te jagen. Enkele opera’s naar Wagneriaanse snit met Scandinavische thema’s wisten niet te overtuigen. Toch wist Hallén langzamerhand de aandacht op zich te vestigen en dat resulteerde in de opdracht voor muziek in 1896 bij een voorstelling over het leven van Gustav Wasa, een van Zwedens beroemdste vorsten. Het resultaat is een vijfdelige orkestsuite in rijk Wagneriaans gewaad met een flinke dosis programmatische tekstuitbeelding, zoals te verwachten valt bij titels als ‘Oproep tot verdediging’ en ‘De intocht’. Ter aanvulling klinken enkele kortere symfonische gedichten, zoals In de herfst op.38 en Schemerlicht op.40. Bijzonder spectaculair repertoire is met deze cd niet ontdekt, maar het karakter van de muziek is ontegenzeggelijk beter als dat van Hallén zelf. (JvG)