In 1807 arriveerde de 20-jaar oude Carl Maria von Weber te Stuttgart, als secretaris van hertog Ludwig, de broer van de koning van Württemberg. In zijn bagage bevond zich een adagio voor een pianokwartet. Het was een zeer oorspronkelijk werk, dat niet zozeer opgebouwd is uit melodieën, maar eerder uit allerlei spanningsvolle effecten, waarbij het "adagio ma non troppo" onderbroken wordt door een dramatisch "piu moto e con fuoco". Pas later schreef Weber de overige drie delen van dit kwartet. Van het "Trio für Klavier, Flöte und Violoncello op.63" werd het langzame deel eveneens het eerst gecomponeerd. Het pastorale karakter van dit deel wordt onderstreept door de titel "Schäfers Klage". Deze pastorale was een verjaardagsgeschenk voor een vriend van de componist, de amateurcellist Jungh. Weber was in deze periode benoemd als leider van de Duitse Opera te Praag (1813). Rond 1819 waren de overige delen voltooid en het complete trio werd opgedragen aan Jungh. De beide genoemde werken zijn op cd uitgebracht in een uitvoering van KREMERata MUSICA (met ondermeer Gidon Kremer (viool), Irrena Grafenhauer (fluit) en Vadim Sakharov (piano). (H.J.)_