Bij Harmonia Mundi is het tweede deel verschenen met Russisch-Orthodoxe kerkzang, gezongen door het Oeralkoor o.l.v. Vladislav Novik e.a.. Dit tweede deel omvat in totaal vier losse cd's (vol.5-8), die los verkrijgbaar zijn. Deze cd's laten zien hoe met name componisten rond het Synodale Instituut van Moskou, onder leiding van de musicoloog en componist Stephan Smolensky, op zoek waren naar een meer authentieke uiting van liturgische koorzang. Vol.5 is gewijd aan de componist en ethnomusicoloog Alexander Kastalsky (1856-1926), leerling van Tsjaikovsky. In 1887 werd hij professor aan het Instituut en in 1910 werd hij directeur. Kastalsky's opvattingen met betrekking tot meerstemmige bewerkingen van oude liturgische melodieën, bestonden globaal uit het trouw blijven aan het oorspronkelijke modale karakter, waarbij de specifieke sonoriteit van verschillende stemgroepen tegen over elkaar worden gezet. Naast Kastalsky moet echter vooral de naam van Pavel Tchesnokov genoemd worden, die in 1895 zijn studie aan het Instituut voltooide, en daarna als docent aan het Instituut verbonden bleef. Tchesnokov, die beschouwd wordt als de grootste specialist op het gebied van de Russische koorzang, onderscheidde zich door de virtuositeit waarmee hij de sonoriteit van de koorzang en de uitbuiting van diverse timbre's en registers (van extreem lage basligging tot sopraanligging) wist uit te buiten. Er waren maar weinigen die deze klankrijkdom konden evenaren, en onder hen bevond zich Serge Rachmaninov. Rachmaninov is rechtstreeks beïnvloed door de activiteiten van het Instituut, want toen Rachmaninov in 1910 bezig was met het componeren van een Liturgie naar St. Johannes Chrysostomus (de meest gangbare liturgie in de Orthodoxe Kerk), wendde hij zich ondermeer tot Kastalsky voor advies. Van deze Liturgie verscheen bij Philips een opname door het St. Peterburgs Kamerkoor onder leiding van Nikolai Korniev. Vol.7 van de Harmonia Mundi-serie bestaat uit werken van meerdere componisten met betrekking tot het orthodoxe R