Op deze cd zijn twee bijzondere werken bijeengebracht van een opmerkelijk, maar nog altijd wat onderschat componist: Antonin Reicha (1770-1836). Reicha was afkomstig uit Bohemen, waar hij zijn muzikale opleiding genoot. Hij trok vervolgens naar Wenen, waar hij ongeveer gelijktijdig met Beethoven - die toen net als Reicha als een uit de provincie afkomstige grote belofte gold - naam begon te maken. Beethoven en Reicha hadden groot respect voor elkaar, al vond Beethoven dat Reicha’s experimenteerdrift wel eens wat te ver ging. In 1808 vestigde Reicha zich in Parijs, waar hij een schitterende carrière beleefde. Hij werd lid van het prestigieuze Institut de France en was een alom gerespecteerd compositiedocent aan het Conservatoire. Hoewel Reicha verschillende opera’s en orkestwerken heeft geschreven, staat hij vooral te boek als kamermuziekspecialist, met name om zijn kwartetten en kwintetten voor blazers. Deze cd laat een minder bekende kant zien van Reicha’s kamermuziekoeuvre. Geopende wordt met het Pianokwintet in c, geschreven in 1826. Dit vierdelige werk voor piano en strijkkwartet bewijst dat Reicha zich ook in meer reguliere kamermuziekbezettingen uitstekend thuis voelde. Met zijn speelduur van bijna drie kwartier is dit een stuk van welhaast symfonische dimensies. Opvallend zijn de stilistische verschillen tussen de delen: sommige gaan duidelijk terug op Haydn, andere leunen veel meer tegen de vroeg 19de-eeuwse ‘concertante’ kamermuziekstijl. Uit 1807 dateert het merkwaardige Trio voor drie celli. Wellicht zijn de baryton-trio’s die Haydn voor zijn werkgever, de prins van Esterhazy, schreef hier Reicha’s inspiratiebron geweest. De ongebruikelijke bezetting leidt, zoals te verwachten valt, tot een donker geschakeerd klankbeeld. Het is een bewijs van Reicha’s vakmanschap dat hij in een stuk met drie identieke instrumenten toch voldoende variatie weet aan te brengen. Mede door de prima uitvoeringen van pianist Jaroslav Tuma en het Kocian Quartet vormt deze cd een fraai pleidooi voor Reicha’s eigenzinnige, maar over het geheel genomen voortreffelijke muziek. (JvG)