Carl Reinecke Piano quartets opp.34 & 272
Album
In het voorjaar van 1848 bracht Liszt een bezoek aan het echtpaar Schumann. ‘s Avonds was er een huiselijk concert, waarop onder meer een trio van Beethoven werd gespeeld, gevolgd door het Pianokwintet van Schumann. Liszt, die zich eertijds zeer enthousiast had betoond voor Schumanns revolutionaire pianowerken, was teleurgesteld en deed het stuk af als ‘Leipzigerisch’. Dat was nogal tactloos, zeker omdat dit niet alleen een oordeel was over het stuk zelf, maar ook over de stijl die in het in Liszts ogen vertegenwoordigde, te weten die van het recentelijk in Leipzig door Mendelssohn gevestigde conservatorium. Liszts opmerking leidde tot een woordenwisseling, die eindigde toen Schumann boos de kamer uitliep. Het avondje betekende de aanzet voor de strijd tussen de progressieve ‘neu-deutsche’ richting en een conservatievere factie, waarvoor met name het Leipziger conservatorium symbool stond. Daar leerde men, zo was in de negentiende eeuw algemeen bekend, het gedegen handwerk, en werden buitennissige nieuwigheden, zoals programmamuziek, gemeden. Een van de voornaamste representanten van die behoudende richting was Carl Reinecke (1824-1910). Opgeleid door zijn vader, werd hij, na enige jaren van omzwervingen, in 1860 benoemd als compositiedocent te Leipzig. Daar droeg hij trouw het erfgoed van Mendelssohn verder; niet alleen aan zijn leerlingen, maar ook aan het algemene publiek, middels zijn vele composities. Deze muziek heeft lange tijd onder het odium ‘epigonenwerk’ geleden. Geheel onterecht is dat niet, want in de hier door het Linos-Ensemble opgenomen stukken zijn weinig opmerkelijke nieuwe geluiden te horen. Zowel in de Pianokwartetten op.34 en op.272, als in het Pianokwintet op.83 bewandelt Reinecke de voor hem zo bekende weg. Daarmee is echter nog niet gezegd, dat deze muziek geen enkele charme heeft. Integendeel, dit is melodieuze en welluidende muziek, waar menig kamermuziekliefhebber met genoegen naar zal luisteren en aldus blijkt dat het etiket ‘Leipzigerisch’ niet per se denigrerend hoeft te zijn. (JvG)
Meer informatie
Je leent dit album bij Muziekweb.
Tracks
- Kwartet voor piano, viool, altviool en cello, op.34 in Es gr.t. deel I
Carl Reinecke, Linos Ensemble
7:16
- Kwartet voor piano, viool, altviool en cello, op.34 in Es gr.t. deel II
Carl Reinecke, Linos Ensemble
7:26
- Kwartet voor piano, viool, altviool en cello, op.34 in Es gr.t. deel III
Carl Reinecke, Linos Ensemble
4:05
- Kwartet voor piano, viool, altviool en cello, op.34 in Es gr.t. deel IV
Carl Reinecke, Linos Ensemble
6:45
- Kwartet voor piano, viool, altviool en cello, op.272 in D gr.t. deel I
Carl Reinecke, Linos Ensemble
5:54
- Kwartet voor piano, viool, altviool en cello, op.272 in D gr.t. deel II
Carl Reinecke, Linos Ensemble
2:19
- Kwartet voor piano, viool, altviool en cello, op.272 in D gr.t. deel III
Carl Reinecke, Linos Ensemble
4:52
- Kwartet voor piano, viool, altviool en cello, op.272 in D gr.t. deel IV
Carl Reinecke, Linos Ensemble
5:01
- Kwintet voor piano, violen [2], altviool en cello, op.83 in A gr.t. deel I
Carl Reinecke, Linos Ensemble
10:03
- Kwintet voor piano, violen [2], altviool en cello, op.83 in A gr.t. deel II
Carl Reinecke, Linos Ensemble
7:21
- Kwintet voor piano, violen [2], altviool en cello, op.83 in A gr.t. deel III
Carl Reinecke, Linos Ensemble
4:48
- Kwintet voor piano, violen [2], altviool en cello, op.83 in A gr.t. deel IV
Carl Reinecke, Linos Ensemble
6:24