Tijdens de ontvangst van de Aspen Award in 1964 verklaarde Benjamin Britten dat vrijwel alles wat hij geschreven had, gelegenheidsmuziek was. Voor Britten waren al deze specifieke opdrachten voor bepaalde afnemers geen 'tussendoortjes', maar eerder de vervulling van een artistiek credo. Britten schijnt ooit tegen collega Michael Tippett gezegd te hebben: "I would be a Court composer, but for my pacifism and homosexuality." Brittenkenner Donald Mitchell gaf daarop het volgende commentaar: "Britten if he said it did not mean courtier composer a royal servant but someone willing and, above all, able to provide music of character and quality for public occasions even to find them a source of inspiration!" (ontleend aan de biografie van Humphrey Carpenter.) Wat dat betreft was Brittens "War requiem" in alle opzichten geslaagd, omdat deze muziek niet alleen een publiek doel diende (de heropening van de Coventry Cathedral in 1962) maar ook omdat deze muziek Britten de mogelijkheid bood zijn pacifistische idealen onder de aandacht van het Britse volk te brengen. Wat in het groot kan, kan echter ook in het klein. Brittens muziek voor hobo werd in alle gevallen geschreven voor een bepaalde hoboïst, die in de meeste gevallen het werk ook in première bracht. Tot de vroege werken behoren de "Phantasy op.2", waarmee Britten in 1932 de Cobbett Prize won, en de beide "Insect pieces" (1935), die postuum werden uitgegeven. De "Temporal variations" werden in 1936 geschreven Montagu Slater, de latere librettist van de opera "Peter Grimes". De "Six metamorphoses", tenslotte, werden geïnspireerd door mythologische figuren, afkomstig uit de Metamorfosen van Ovidius. (H.J.)_