In het negentiende-eeuwse Russische muziekleven was Anatol Lyadov (1855-1914) een wat geïsoleerde figuur. Hij had gestudeerd bij Rimsky-Korsakov, die wel tevreden was over diens werk, maar vaak woedend over Lyadovs luiheid, die naar het schijnt legendarisch was. Hij hield zich na zijn afstuderen tamelijk afzijdig van het muziekleven, al was hij wel als docent actief. Bij voorkeur trok Lyadov zich terug in zijn fantasiewereld van sprookjes en Russische mythologie, thema's die in zijn muziek regelmatig opduiken. Dat geldt bijvoorbeeld voor Baba-Yaga op.56 en Kikimora op.63, beide geschreven rond 1905. In beide gevallen gaat het om een soort heks-achtige figuren, die hier met typisch Russische orkestrale verfijning worden geportretteerd. Opvallend is dat beide stukken heel kort zijn; Baba-Yaga duurt zelfs minder dan vier minuten. In dergelijke sfeervolle miniatuurtjes was Lyadov op zijn sterkst, hetgeen ook blijkt in Uit de Apocalyps op.66 en Het betoverde meer op.62. Dit laatste is Lyadovs bekendste werk en een toonbeeld van zijn geraffineerde schrijfwijze, die later onder andere Franse componisten als Debussy en Ravel geïnspireerd heeft. Ter aanvulling zijn hier nog enkele onbekende kleinigheden opgenomen, zoals de Polonaise op.55 en de Polonaise op.49; opgedragen aan de nagedachtenis van respectievelijk Anton Rubinstein en Poesjkin. Tevens klinken twee zelden gehoorde vroegere stukken: de Mazurka 'Dorpsscene bij de herberg' op.19 en het Scherzo op.16. Met bijna een kwartier speelduur zijn de instrumentale Acht Russische volksliedjes op.58 het grootste werk op deze fraaie cd, die, mede door het goede spel van het BBC Philharmonic Orchestra onder leiding van Vassily Sinaisky, een overtuigend pleidooi vormt voor het oeuvre van deze bijzondere Rus. (JvG)_