Deze cd is gevuld met vier symfonische gedichten van twee Noorse componisten. De minst bekende van de twee is de Noor Johan Peter Schner (1844-1911), die zijn professionele opleiding grotendeels in Leipzig ontving, hoewel vooral Berlioz zijn muzikale idool was. Diens invloed klinkt vooral door in Carnaval in Vlaanderen op.32, dat als het ware een soort tegenhanger van Berlioz’ ‘Carnaval romain’ is, inclusief gebruikmaking van de ‘idée fixe’-techniek uit de Sinfonie phantastique. Het is een buitengewoon kleurrijk werk, dat met zijn slagwerkbezetting (inclusief ratel) en ongebruikelijke ritmes een levendige indruk maakt. Grootschaliger, maar ook enigszins stuurloos werkt de grootschalige toonzetting Prometheus op.50, waarin het verhaal van deze mythische held tamelijk gedetailleerd wordt gevolgd. De andere bijdragen zijn van Johan Svendsen (1840-1911), die ook in Leipzig studeerde, hetgeen hem niet belette persoonlijke banden aan te knopen met de aldaar gewantrouwde Wagner. Sigurd Slembe op.8 is een ouverture tot het gelijknamige toneelstuk van Bjornstjerne Bjornson en schetst de voornaamste emoties van dit drama. Indrukwekkend is vooral Zorahayda op.11, ondertiteld ‘Legende voor orkest’ een fraai orkestwerk waarvoor een bundel Arabische sprookjes het uitgangspunt vormde. Het gegeven inspireerde Svendsen tot een bijzonder sfeervolle muziek, die eens te meer bewijst dat Svendsen een van de beste Scandinavische componisten van zijn generatie was. (JvG)