De geschiedenis van de Vogelkoopman speelt zich af in Rheinland-Pfalz, in het begin van de achttiende eeuw. Baron Weps moet op bevel van de keurvorst een jachtpartij organiseren. Hij komt echter tot de ontdekking dat de boeren al de wilde zwijnen gestroopt hebben. Voor een flinke som geld is hij bereid dit door de vingers te zien, voor de jacht zullen tamme zwijnen worden gebruikt. Weps kan het zwijggeld goed gebruiken want hij moet weer eens de schulden van zijn neef Stanislaus betalen. Als de keurvorst de jachtpartij aflast, besluit Weps om zijn geld niet mis te laten lopen de zaak toch te laten doorgaan. Stanislaus moet daarbij als keurvorst fungeren. De vogelkoopman Adam uit Tirol wil met Christel, de vrouwelijke postbode, trouwen maar dat verhindert hem niet met een aardig boerenmeisje te flirten. Hij kan niet weten dat het de keurvorstin Marie is, die vermoedt dat haar man een slippertje maakt en hem wil betrappen. Christel stelt Adam voor dat zij de keurvorst vraagt of deze niet een goede betrekking voor Adam heeft. Adam is niet erg enthousiast want hij kent de reputatie van de keurvorst als het vrouwen betreft. Christel gaat toch naar de keurvorst, dwz. naar Stanislaus, toe tot ergernis van Adam, die niets meer van haar wil weten en voor wie vaststaat dat het boerenmeisje de zijne moet worden. De keurvorstin denkt dat Christel met haar echtgenoot samen is geweest. In de zomerresidentie van de keurvorst valt Stanislaus door de mand. Toch eist Adam van hem dat hij met Christel trouwt, want hij blijft ervan overtuigd dat zij door hem is verleid. Pas als hem duidelijk wordt dat er tussen hen niets is geweest en wanneer hij er bovendien achter komt wie het boerenmeisje in werkelijkheid is, verzoent hij zich met Christel. De sprankelende partituur biedt naast eenvoudige, haast volksliedachtige wijsjes, geraffineerd geconstrueerde finales maar ook bijzonder geestige muziekjes. Verschillende componisten brachten een aantal van deze nummers samen in een potpourri, die ze bewerkten voor blaasorkest