Veel werken voor blaasorkest werden om begrijpelijke redenen dubbel geïnstrumenteerd, dat wil zeggen dat de componist in eerste instantie schreef voor zowel harmonieorkest als voor fanfare, maar hij bleef dientengevolge altijd water bij de wijn doen omdat de klankkleur en de mogelijkheden in technisch opzicht van beide orkesten nogal verschilden. Men kan bijvoorbeeld een klarinetpartij nu eenmaal niet altijd letterlijk overschrijven voor een bugel en omgekeerd. Gelukkig worden er weer meer werken geschreven speciaal voor fanfare; zo ook dit werk dat Piet Stalmeier schreef in 1981 in opdracht van de Stichting Amsterdams Fonds voor de Kunst. De componist toont ons zijn kennis van de muziekgeschiedenis; de vier delen hebben elk bepaalde kenmerken uit de betreffende periode. 1. Ouverture. Na een inleiding horen we een fugetta (een kleine fuga), een typisch genre uit de Barok. De massieve orkestratie en de voortdurende veranderingen in de dynamiek verwijzen ook naar de muziek uit de tijd van Händel en Bach. 2. Romance (Nostalgie). De algemene sfeer van dit nummer, waarin alle instrumenten aan bod komen, lijkt, hoe kan het ook anders, zo uit de romantiek te komen. 3. Rondo Scherzando. Hier brengt de componist ons een mengelmoes van de 20ste eeuwse expressionistische muziek. 4. Epiloog. Kunnen we beschouwen als ecclectisch, daar er motieven en kenmerken van de eerste drie delen samengebracht worden.
Meer informatie
Je leent deze bladmuziek bij je eigen Bibliotheek. Vul de vier cijfers van je postcode in en vind je Bibliotheek.