Karel Husa's meesterlijke Music for Prague 1968 wordt algemeen beschouwd als een hoofdbestanddeel van het blaasorkestrepertoire. Sinds de première in januari 1969 hebben artiesten, recensenten en publiek de aangrijpende boodschap van het werk over de brutaliteit van oorlog en het universele verlangen naar vrijheid omarmd. Opmerking van de componist: Drie hoofdideeën binden de compositie samen. Het eerste en belangrijkste is een oud Hussieten oorlogslied uit de 15e eeuw, "Ye Warriors of God and His Law", een symbool van verzet en hoop voor honderden jaren, telkens wanneer het lot zwaar op de Tsjechische natie drukte. Het is ook gebruikt door veel Tsjechische componisten, waaronder Smetana in My Country. Het begin van dit religieuze lied wordt in het eerste deel heel zacht aangekondigd door de pauken en eindigt in een sterke unisono (Chorale). Het nummer wordt nooit in zijn geheel gebruikt. Het tweede idee is het geluid van klokken overal; Praag, ook wel de stad van "Honderden torens" genoemd, heeft zijn magnifiek klinkende kerkklokken gebruikt als kreten van nood en van overwinning. Het laatste idee is een motief van drie akkoorden die eerst heel zacht verschijnen onder de piccolosolo aan het begin van het stuk, in fluiten, klarinetten en hoorns. Later verschijnt het weer op extreem sterke dynamische niveaus, bijvoorbeeld in het midden van de Aria. Verschillende technieken van componeren en orkestreren zijn gebruikt in Music for Prague 1968 en er zijn enkele nieuwe geluiden verkend, zoals de percussiesectie in het Interlude, het einde van het werk, enz. Er komt ook veel symboliek naar voren: naast de noodoproepen in het eerste deel (Fanfares), de ongebroken hoop op het Hussietenlied, het geluid van klokken of de tragedie (Aria), is er ook de vogelroep aan het begin (piccolo solo), symbool van de vrijheid die de stad Praag heeft gedurende zijn duizendjarig bestaan slechts momenten gezien.