Wanneer de jonge baron Felix Claaue van Catenfoort, die wordt opgevoed door zijn tirannieke oom, op een avond wordt aangevallen en beroofd, loopt hij door de klap die hij daarbij krijgt, geheugenverlies op. De baas van een uitdragerswinkeltje die hem op zijn stoep vindt, ontfermt zich over hem en neemt hem in dienst als lompensorteerder. Op verzoek van zijn oom zoekt de politie verder naar Felix, die hem inderdaad na veel speurderswerk bij zijn oom kan terugbrengen. Nadat hij, nog steeds kampend met geheugenverlies, de gekste dingen heeft beleefd, vlucht hij weer weg en vindt werk op verschillende plaatsten. In het rustige buitenleven keert zijn geheugen langzamerhand terug. Inmiddels is hij verliefd geworden op de dochter van zijn werkgever (een dokter) en die liefde blijkt wederzijds.