A.L.G. Bosboom-Toussaint Biografie

één van de belangrijkste schrijvers. Haar historische romans zijn zeer populair. De schrijfdrang van Bosboom-Toussaint is fenomenaal. Vanaf heel jonge leeftijd publiceert zij werk na werk. Ze is bevriend met de belangrijkste schrijvers van haar tijd, maar behoudt toch altijd een onafhankelijke positie.

Alkmaar en Harlingen

Anna Louisa Geertruida (‘Truitje’) Bosboom-Toussaint wordt op 16 september 1812 geboren in Alkmaar. Haar ouders stammen af van Hugenoten uit Frankrijk. De relatie tussen Truitje Bosboom-Toussaint en haar moeder is slecht. Ze wordt daarom in Harlingen ondergebracht bij haar grootmoeder. Daar gaat ze ook naar school. Heel jong ontdekt ze al de historische romans van Walter Scott en Jacob van Lennep, die grote invloed op haar zouden uitoefenen.

Eerste verhalen

De eerste werken van Bosboom-Toussaint staan duidelijk onder die invloed, zoals blijkt uit de roman De Graaf van Devonshire. Ze valt op als haar verhaal ‘Amalgro’ in 1837 wordt opgenomen in een verzamelbundel. De criticus E.J. Potgieter prijst haar stijl en roept haar op een historische roman te schrijven die in de Nederlanden speelt.

Het Huis Lauernesse

De eerste grote ‘vaderlandse’ historische roman van Bosboom-Toussaint is Het huis Lauernesse uit 1840. Het speelt in de zestiende eeuw tijdens de reformatie. De roman schetst de tweespalt die de geloofstwisten veroorzaken tussen families van gewone mensen. Zelf is Bosboom-Toussaint van calvinistische richting, maar ze probeert in haar roman alle stemmen gelijkwaardig te behandelen en waarschuwt daarmee tegen te veel radicalisme in het geloof.

Stormachtig liefdesleven

Terwijl Bosboom-Toussaint naam maakt als schrijfster, ontwikkelt haar liefdesleven zich allesbehalve kabbelend. Via Potgieter leert ze de dichter J.P. Hasebroek kennen op wie ze verliefd wordt. Die liefde wordt echter niet beantwoord. Daarna ontmoet ze Reinier Bakhuizen van den Brink, redacteur van De Gids. Ze verloven zich, maar de verloving wordt na vijf jaar afgebroken omdat Bakhuizen van den Brink financieel aan de grond zit en ondertussen een geheime relatie onderhoudt met een vrouw in Luik. Uiteindelijk ontmoet ze in de schilder Johannes Bosboom haar echtgenoot. Voor haar huwelijk met Bosboom krijgt ze alsnog een huwelijksaanzoek van Hasebroek, dat ze afwijst.  

Majoor Frans

Het bekendste boek van Bosboom-Toussaint is zonder twijfel Majoor Frans uit 1874. Het gaat over een meisje dat als jongen wordt opgevoed. Het boek wordt een groot succes en beleeft vele herdrukken. Bosboom-Toussaint heeft zelf altijd ontkend dat haar roman bedoeld was als bijdrage aan de vrouwenemancipatie. Echt radicaal is de strekking van het boek uiteindelijk ook niet. Aan het einde trouwt de onafhankelijke ‘Frans’ heel burgerlijk, maar ze houdt haar (financiële) onafhankelijkheid.

Bosboom-Toussaint is zelf ook haar hele leven onafhankelijk gebleven. Ze kent de belangrijkste schrijvers van haar tijd persoonlijk, maar ze behoudt haar eigen koers zowel in de literatuur als in geloofszaken. In 1862 raakt ze verwikkeld in een openbaar debat met Busken Huet over de moderne theologie. De twist moet uiteindelijk worden gesust door Potgieter. Het debat bewijst wel dat ze door haar mannelijke collega’s serieus wordt genomen. Daarmee is ze als vrouw in de negentiende eeuw een uitzondering.

Geertruida Bosboom-Toussaint overlijdt op 13 april 1886 in Den Haag.

Biografische teksten in de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren (DBNL)

1886 H.P.G. Quack, ‘Mevrouw Bosboom-Toussaint. 16 september 1812-13 april 1886’. In: ‘De Gids. Jaargang 1886’.

Citaat:

Zij zocht altijd het ‘groote’ voor het Nederlandsche volk. Zij moest - zooals zij het zelve uitdrukte - de stof die zij bewerkte groot voelen, om haar dan groot te gaan voorstellen. Deze vrouw deed niet mede aan het gebrek en aan het zwak onzer dichtlievende tijdgenooten, om bij voorkeur ‘onder-onsjes’ te leveren, neen, zij greep altijd naar het hoogste. Een schitterende verbeeldingskracht stond haar ten dienste. Haar was eigen de gift der inspiratie, en bezielend en bezield werkte zij om aan haar gedachten den voor allen tastbaren vorm te geven. In haar behandeling merkte men voor alles op stoute breedheid. Van kunstgrepen was bij haar geen sprake.

 

Volledige tekst

1888 Jan ten Brink, ‘Anna Louisa Geertruida Toussaint’. In: Jan ten Brink, ‘Geschiedenis der Noord-Nederlandsche letteren in de XIXe eeuw. Deel 1’.

Citaat:

Mejuffrouw Toussaint had in 1835 hare betrekking als gouvernante neêrgelegd. Zij keerde in dat jaar naar Alkmaar terug, en wijdde zich uitsluitend aan letterkundigen arbeid. Hare eerste poging was eene vertaling. Een Fransche historische roman, waarin Struensee als held optrad, had haar getroffen. Toen zij echter geen uitgever voor hare vertaling vond, besloot zij de proef te nemen met iets oorspronkelijks. Aan dit driewerf gelukkig besluit dankt Nederland zijne grootste historische romanschrijfster dezer eeuw.

Volledige tekst

1911 Joh. Dyserinck, ‘Anna Louisa Geertruida Bosboom-Toussaint. Levens- en karakterschets’.

Citaat:

Toen Huet in een opstel in ‘Nederland’ van Januari '81 op het isolement wees, waartoe ons land veroordeeld is door zijn taal en den raad gaf om, evenals de Belgen met succes hebben gedaan, het Fransch als tweede moedertaal aan te nemen, wekte zulks rechtmatige ergernis in den lande. Naast anderen was het ook mevrouw Bosboom-Toussaint, die in haren brief aan Huet lucht gaf aan hare verontwaardiging en schreef: ‘Ik zou, dunkt mij, voor mijne taal willen strijden ten bloede zoo goed als voor mijn geloof. Wij zijn geen natie meer als wij een andere taal moeten aannemen, en als de middelmatigheid daar van daan komt - wat ik nog niet aanneem - dan moeten wij in 's Hemels naam maar mediaire blijven, liever dan tot zelf-vernietiging te komen door onze taal te verruilen. Trachten wij liever ons zelf te zijn en onze literatuur te verheffen - zooals gij in uwe macht hebt als gij maar wilt’.

Volledige tekst

1911 [Cornelis Willem] Bruinvis, ‘[Bosboom-Toussaint, Anna Louisa Geertruida]’. In: P.C. Molhuysen en P.J. Blok (red.), ‘Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 1’.

Citaat:

Haar 70e geboortedag werd de aanleiding tot eene grootsche huldiging in de zaal Diligentia te 's Gravenhage. Dr. L.R. Beijnen sprak haar namens H.M. de Koningin Emma en H.H. Prinses Hendrik toe; majoor Hoyel namens prins Alexander, onder aanbieding van een met briljanten omzet medaillon-portret van Koningin Sophie, en namens meer dan 1000 letterkundigen, schilders, teekenaars, etsers, toondichters en vereenigingen werd haar een prachtig, in een kostbaar schrijn geborgen, album aangeboden.

Volledige tekst

1952 K. ter Laan, ‘[Anna Louisa Geertruida Toussaint]’. In: K. ter Laan, ‘Letterkundig woordenboek voor Noord en Zuid’ (tweede druk).

Citaat:

Potgieter prees haar, doch wenste een Nederlandse roman; zij voldeed aan dat verlangen en schreef Het Huis Lauernesse, 1840. Zij is voortaan de verkondigster van haar Christelijk-nationaal levensbeginsel. In 1841 kwam de 2e, in 1843 de derde druk. Het onderwerp: de opkomst der Hervorming, trok de aandacht. In navolging van Drost en Potgieter gaf zij aan de gesprekken zoveel mogelijk de oude kleur, doch ook in deze roman liet de taal nog zeer veel te wensen over.

Volledige tekst

1985 W.J.C. Buitendijk, ‘Bosboom-Toussaint, Anna’. In: G.J. van Bork en P.J. Verkruijsse (red.), ‘De Nederlandse en Vlaamse auteurs van middeleeuwen tot heden met inbegrip van de Friese auteurs’.

Citaat:

Bosboom-Toussaint is een belangrijke figuur in de Nederlandse romantiek. Zij onderging de invloed van vele binnen- en buitenlandse romantici (o.a. Scott, Hugo, Schiller, Drost, Van Lennep). Was haar eerste werk soms gekenmerkt door schokkende gebeurtenissen en emoties, haar latere romans geven meer blijk van verfijnd psychologisch inzicht en religieuze inleving. Zij neemt in de nationale romantiek een enigszins afzonderlijke plaats in, omdat zij bij uitstek de christelijk-evangelische richting vertegenwoordigt.

 

Volledige tekst

1987 Hans Reeser, ‘De Alkmaarse jaren van A.L.G. Toussaint’. In: ‘Nieuw Letterkundig Magazijn. Jaargang 5’.

Citaat:  

De jaren, door de schrijfster A.L.G. Bosboom-Toussaint als jonge vrouw in haar geboortestad doorgebracht, zijn niet altijd gelukkig geweest. Door velerlei oorzaken paste zij onvolkomen in haar omgeving, die van een typisch negentiende-eeuwse provinciestad. Ook waren er huiselijke moeilijkheden: dol op haar vader (de ‘Père’), kon zij het slecht vinden met de onevenwichtige ‘Mère’. Na de geboorte van een broertje, lievelingskind van de moeder, die dat kind onverstandig verwende en voortrok, werden de spanningen zo groot, dat de Père het verstandig oordeelde zijn dochtertje elders te laten opvoeden: in Harlingen bij zijn moeder en twee zusters. Dit verblijf, van haar achtste tot haar zestiende jaar, is een zegen gebleken.

 

Volledige tekst