A.L.G. Bosboom-Toussaint Lof & Blaam

A.L.G. Bosboom-Toussaint Lof & Blaam

Lof & Blaam: A.L.G. Bosboom-Toussaint

1864 Cd. Busken Huet, 'Letterkunde. Kronijk en kritiek'. In: 'De Gids. Jaargang 1864'.

Citaat:

Mevrouw Bosboom is een ongeslepen diamant, maar een die door geen kenner ooit voor vensterglas zal aangezien worden. Zij is te onzent le plus grand des écrivains qui ne savent pas leur langue, doch dan ook le plus grand. Groot is het woord dat beter dan eenig ander hare goede eigenschappen teekent. Zij heeft eene groote verbeeldingskracht en een groot boetseervermogen; groote visioenen en groote gevoelens.

Volledige tekst

1886 H.P.G. Quack, 'Mevrouw Bosboom-Toussaint. 16 september 1812-13 april 1886'. In: 'De Gids. Jaargang 1886'.

Citaat:

Bij het schrijven dier historische werken kwam vooral uit haar scheppingsdorst en haar beeldend vermogen. Deze vrouw wist beelden te scheppen. Op haar wijze werkte zij in sculptuur. Niet onberispelijk schoon zijn altijd de vormen, maar zij zijn kloek en breed. Het bevallige, losse, vlugge en sierlijke gaat wel eens te loor: maar daarentegen is elke groep plastisch opgevat, streng van omtrek en vorm, en tegelijk levende door hartstocht en gevoel. […] Zeer zeker: zij was in dien stijl soms oneffen, soms ongelijk, een enkele maal slordig, maar altijd rijk en verscheiden tot verkwisting toe.

Volledige tekst

1888 Jan ten Brink, ‘Anna Louisa Geertruida Toussaint’. In: 'Geschiedenis der Noord-Nederlandsche letteren in de XIXe eeuw. Deel 1'.

Citaat:

Een leven zonder doel scheen haar een gruwel. […] Zij gruwde van de beginsellooze ledigheid dier lieve vlindertjes, die altijd om de bloemen des levens blijven dartelen, maar niet vermoeden, dat de tragische ernst van datzelfde leven offers eischt, dagelijksche offers van tijd, vlijt, inspanning, volharding en zelfverloochening. Zij haatte het plantenbestaan dier fatsoenlijke jongejuffrouwen[…]. Mejuffrouw Toussaint streefde onmiddellijk naar onafhankelijkheid.

Volledige tekst

1911 Joh. Dyserinck, 'Anna Louisa Geertruida Bosboom-Toussaint. Levens- en karakterschets'.

Citaat:

Citaat van Ampère in de ‘Revue des Deux Mondes’ nadat hij haar te Alkmaar had bezocht (1850). ‘Zij is een buitengewoon klein en lief persoontje, haar gestalte fijn en teer, de levendigheid van hare bewegingen en van hare gelaatstrekken drukken haar hartstochtelijk karakter uit. In den vertrouwe lijken vriendenkring ontsnapt haar de bijna kinderlijke naïeveteit, welke haar geest zoo gelukkig is geweest in al hare frischheid te bewaren, ondanks ernstige en onafgebroken studiën. Haar gelaat is niet schoon, maar fijn; in een levendig gesprek wordt het sprekend, vol leven en verkrijgt dan een bezielde schoonheid, van een geheel bijzonderen aard’.

 

Volledige tekst

 

1912 Frans Erens, 'Over mevrouw Bosboom-Toussaint'. In: 'De Gids. Jaargang 1912'.

Citaat:

Doch één ding blijft zeker: Zuivere, groote kunst is die van Mevrouw Bosboom niet. Haar proza is grootendeels verouderd, zooals het meeste van haren tijd. Alleen hier en daar steekt nog een stuk toren, een poort, een groene boom boven de algemeene overstrooming des tijds uit. Met veel goeden wil kunnen wij nog menige kostbare vondst op deze ingezonken terreinen doen. […] Dat Mevrouw Bosboom voor den historischen roman op het oogenblik nog geen gelijkwaardigen opvolger heeft gevonden, doet hare waarde nog des te meer gevoelen. Wij missen haar nu meer dan twintig jaar geleden.

Volledige tekst

1986 G.W. Huygens, ‘A.L.G. Bosboom-Toussaint’. In: Anton Korteweg en Murk Salverda (red.), ''t Is vol van schatten hier...' (2 delen).

Citaat:

De kleine Alkmaarse, uit hugenootse families stammende Anna Louisa Geertruida (‘Truitje’) Toussaint moet onder de gemiddelde Nederlandse meisjes van haar dagen opgevallen zijn, niet alleen door haar ‘levendigheid’, maar vooral door haar zelfstandigheid, haar belezenheid en algemene ontwikkeling, die begonnen was met een onderwijsdiploma. Bovendien beschikte zij over een opmerkelijke scheppende fantasie, doorzettingskracht en een intuïtief inlevingsvermogen in de menselijke psyche. Door dit alles werd zij onze grootste negentiende-eeuwse auteur van verhalend proza, inzonderheid van de historische roman.

Volledige tekst

Lof & Blaam: 'Majoor Frans'

1875 Cd. Busken Huet, 'Litterarische fantasien en kritieken. Deel 16'.

Citaat:

In één woord, Majoor Frans is een vrouwelijke emancipatieroman; niet eene koncessie der gereformeerde orthodoxie aan de neologie en het radikalisme, maar eene daad van mededinging, waarbij het eene ideaal van vrouwelijke onafhankelijkheid als konkurrent van het andere optreedt: het echt vrouwelijke van het onvrouwelijke, het fiere van het brutale, het fijnere van het plattere, het blijvende van het vergankelijke.

Deze beteekenis van het boek geeft er, met het oog op de vragen des tijds en onafhankelijk van de schoonheid veler détails, eene ongemeene waarde aan. Zij maakt het, met den tweeden bundel van Potgieter's poëzie, tot het degelijkste en kunstrijkste wat door het jaar 1874 in Nederland aan 1875 gelegateerd is.

Volledige tekst

1876 Joh. C. Zimmerman, 'Mevrouw Bosboom's jongste roman'. In: 'De Gids. Jaargang 1876'.

Citaat:

Majoor Frans is in mijn oog de openbaring eener seconde jeunesse, jong, frisch, krachtig en levenslustig van aanleg en bewerking. […]Het is een boek, zuiver aan karakterteekening gewijd, en wel aan de teekening van een zeer frisch en oorspronkelijk, zoo men wil, een excentrisch karakter, geplaatst in eene omgeving, wel geschikt om het te ontwikkelen tot de type van een meisje van cavalière manieren en mannelijke denkbeelden.

Volledige tekst

1912 G. Kalff, 'Geschiedenis der Nederlandsche letterkunde. Deel 7'.

Citaat:

Het onderwerp van haar nieuwen roman [Majoor Frans], door haar zelve omschreven als: ‘de strijd eener vrouw tegen zich zelve en de wereld’ is met talent en op boeiende wijze door haar bewerkt. […] De blijkbare sympathie der schrijfster voor een jonge vrouw die zich zelf wil zijn, maakte dit boek bijzonder aantrekkelijk in een tijd die de emancipatie der vrouw op den voorgrond zag komen. Een onvoorwaardelijke verdedigster van dat streven was de, nu meer dan zestigjarige, schrijfster natuurlijk niet; zij sprak zelfs van ‘de eisch der gelijkstelling, die door sommigen zoo onvoorzichtiglijk wordt gedaan en die op de bitterste teleurstelling zal uitloopen, zoo zij eenmaal wordt ingewilligd’. Misschien echter heeft juist deze gematigdheid de populariteit van het boek bevorderd. […]

Wie ook met Majoor Frans waren ingenomen, niet de kerkelijken die de schrijfster langzamerhand als een der hunnen gingen beschouwen en voor wie het godsdienstig en stichtelijk element hier te zeer op den achtergrond bleef. Het pleit voor de zelfstandigheid van Mevrouw Bosboom, dat zij - evenals haar Francis Mordaunt - hare zelfstandigheid handhaafde.

Volledige tekst

1952 K. ter Laan, ‘Anna Louisa Geertruida Toussaint’. In: 'Letterkundig woordenboek voor Noord en Zuid'.

Citaat:

Uit het heden was ook de karakterroman Majoor Frans, 1874, ‘de strijd eener vrouw tegen zich zelve en de wereld’, een boek dat zeer de aandacht trok en dat niet alleen in 't F., D. en E., maar ook in 't Russisch en Zweeds vertaald werd.

Volledige tekst

1986 G.W. Huygens, ‘A.L.G. Bosboom-Toussaint 1812-1886’. In: Anton Korteweg en Murk Salverda (red.), ''t Is vol van schatten hier...' (2 delen).

Citaat:

Haar bekendste eigentijdse roman werd Majoor Frans (1875); deze geschiedenis van een in al te grote vrijheid opgroeiend meisje is zeker geen militante emancipatieroman en heeft zelfs een conventionele happy ending, maar het toen actuele probleem van de vrouwelijke zelfstandige persoonlijkheid wordt er wel in gesteld.

Volledige tekst