Betje Wolff en Aagje Deken Lof & Blaam

Betje Wolff en Aagje Deken Lof & Blaam

Lof & Blaam: Betje Wolff

1827 P.G. Witsen Geysbeek, ‘Elizabeth Bekker Wolff’. In: 'Biographisch anthologisch en critisch woordenboek der Nederduitsche dichters. Deel 6'.

Citaat:

Geestigheid, luim, fijne scherts en vrolijkheid scheen haar als aangeboren; maar nimmer verloor zij de betamelijkheid, of den eerbied voor God, deugd en zedelijkheid uit het oog, schoon zij zich eene verklaarde vijandin betoonde van huigchelarij, dweepzucht en bijgeloof, op welke zij altijd moedig met den geesel der satyre aanviel; als eene warme voorstandster van godsdienstige en burgerlijke vrijheid, bestreed zij mannelijk den blinden godsdienstijver en willekeurige geloofsvoorschriften der toenmalige Protestantsche inquisitie en derzelver orthodoxe ketterjagt, en bewees hare hulde openlijk aan de helden en slachtoffers der worsteling van regt en billijkheid tegen geweld en onderdrukking in vroeger' en later' tijd.

Volledige tekst

1977 Jan Romein en Annie Romein-Verschoor, ‘Elizabeth Wolff-Bekker’. In: 'Erflaters van onze beschaving'.

Citaat:

De kleine Betje was een zwak nakomertje dat niemand aanvankelijk voor een blijvertje hield, maar door haar moeder met grote zorg opgekweekt, ontwikkelde ze zich tot een klein, overgevoelig, spontaan en kwikzilverachtig wezentje. Betje werd zij genoemd en als Betje Wolff-Bekker zou zij een bekend dichteres, moraliste, polemiste en romanschrijfster worden.

Volledige tekst

Lof & Blaam: Aagje Deken

1827 P.G. Witsen Geysbeek, ‘Elizabeth Bekker Wolff’. In: 'Biographisch anthologisch en critisch woordenboek der Nederduitsche dichters. Deel 6'.

Citaat:

Wij hebben de beminnelijke, zachtaardige, deugdzame Deken in dit werk reeds vroeger leeren kennen, en tevens opgemerkt dat haar karakter, oppervlakkig beschouwd, zeer weinig met dit van hare vriendin scheen te strooken, ja veeleer het contrast van hetzelve was, en echter tusschen deze beide vrouwen acht en twintig jaren lang eene onafgebroken voorbeeldelooze vriendschap bestond.

Volledige tekst

Lof & Blaam: Over beiden

1858 A.J. van der Aa, ‘Agatha Deken’. In: 'Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 4'.

Citaat:

Even als Elizabeth Bekker, was Agatha Deken een sieraad onzer letterkunde. Daar beide meest gemeenschappelijk de vruchten van haren geest uitgaven, valt het moeijelijk aan te wijzen, welk deel elk daarin had; doch bekend is het, dat de daarin doorstralende geestigheid, fijne boert, scherp, weleens bijtend vernuft aan hare vriendin, en de ernst, gestrengheid in het zedelijke doch onbekrompene denkwijs in het leerstellige van de godsdienst, aan haar moet worden toegeschreven.

Volledige tekst

1911 P.C. Molhuysen en P.J. Blok (red.), ‘Wolff-Bekker, Elizabeth’. In: 'Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 1'.

Citaat:

Reeds dit is een onverderfelijke roem, dat zij in dagen van zoo deerlijk verval van taal en letteren zulk prachtig en frisch nederlandsch proza hebben geleverd, met zulk een overvloedigen rijkdom van woorden en zegswijzen, dat men een afzonderlijk ‘woordenboek op Wolff en Deken’ zou kunnen schrijven. En geen uitheemsche invoer: onvervalschte, vaderlandsche taalrijkdom.

Volledige tekst

Lof & Blaam: 'Historie van mejuffrouw Sara Burgerhart'

1783 'Een bespreking van Historie van Mejuffrouw Sara Burgerhart'. In: 'Vaderlandsche Letteroefeningen. Jaargang 1783'.

Citaat:

Gelyk dezelve oorspronglyk in onze taal geschreeven is, zo is ook de uitvoering in alles Hollandsch; de tooneelen zyn niet alleen hier te Lande, maar ook de characters, de zeden, enz. zyn Vaderlandsch. 'Er komt in de Historie van de beminnelyke Burgerhart nagenoeg niets voor, dan 't geen dagelykschin onze Gewesten voorvalt; te meer daar men 't niet zo zeer toegelegd heeft, op het verwonderlyke, als wel op het huiselyke Leven, om bedryven van dien aart te ontvouwen.

Volledige tekst

1985 G.J. van Bork & P.J. Verkruijsse (red.), ‘Wolff-Bekker, Elizabeth’. In: 'De Nederlandse en Vlaamse auteurs van middeleeuwen tot heden met inbegrip van de Friese auteurs'.

Citaat:

In 1782 verrasten zij met de Historie van mejuffrouw Sara Burgerhart, een uit twee delen bestaande roman in brieven. Met de bestaande traditie van Nederlandse romans leek deze roman niets van doen te hebben; ook bleef onduidelijk of de roman geïnspireerd was door buitenlandse voorbeelden als Richardson en Gellert. De succesvolle roman Sara Burgerhart gaf in de eerste plaats aan jonge meisjes een opvoedende les. Behalve pedagogische oogmerken had de roman economisch-patriottische en religieuze doelstellingen: de vaderlandse handel en een praktisch en tolerant christendom werden verheerlijkt.

Volledige tekst

1874 Cd. Busken Huet, ‘Sara Burgerhart’. In: 'Litterarische fantasien en kritieken. Deel 19'.

Citaat:

Het gewone gebrek der dusgenaamde burgerlijke romans, - dat het leven der hoogere standen, intellektueel en maatschappelijk, daarin of ontbreekt, of karikatuur wordt, - kleeft ook aan de Historie van Sara Burgerhart. De hooggeboren ligtmis R., die het op Saartje's bederf toelegt, is niet minder zwak van teekening dan van kompositie, en heeft al de allures van een tooneel-snoodaard en professioneel belager der vrouwelijke onschuld.

Doch komt men aan hetgeen lager ligt dan de maatschappelijke kring, waarin de hoofdpersonen van den roman zich bewegen, men vindt het een al gelukkiger geslaagd dan het ander […].

Volledige tekst

1879 W.P. Wolters, ‘Sara Burgerhart’. In: 'De Gids. Jaargang 1880'.

Citaat:

Er blijft mij niets over dan in korte woorden mijn oordeel over ‘Sara Burgerhart’ samen te vatten. Het is, mijns inziens, ondanks eenige onloochenbare gebreken. een aanbevelenswaardig boek, niet alleen een monument voor de geschiedenis onzer litteratuur, maar tevens een werk van blijvende verdiensten om den lossen schrijftrant, de levendige voorstelling van personen en gebeurtenissen, de dikwerf zeer gelukkige karakterteekening. Voorts geene treffende voorvallen en evenmin verheven karakters; over het algemeen het gewone peil van onze burgermaatschappij, waarin wij veel meer te prijzen dan te laken mogen vinden, maar die van iets vervelends niet is vrij te pleiten.

Volledige tekst

1971 P.J. Buijnsters, ''Sara Burgerhart' en de ontwikkeling van de Nederlandse roman in de 18e eeuw'.

Citaat:

Veel doorzichtiger dan de kompositie lijkt de intrige met de daarin gegeven teneur van Sara Burgerhart. Het verhaal laat zich zonder moeite in één zin samenvatten: jong meisje ontsnapt aan kwezelachtige bevoogding, stort zich van de weeromstuit naïefweg in het uitgaande leven hetgeen haar bijna haar virginiteit kost, eer zij tot bezinning gekomen de veilige huwelijkshaven kiest. Het voorbericht dikt alles nog wat aan door uitdrukkelijk de pedagogische waarschuwing aan de Nederlandse Juffers als ‘het hoofddoel deezer Historie’ aan te merken. Kan het banaler?

Volledige tekst