Cyriel Buysse Lof & Blaam

Cyriel Buysse Lof & Blaam
Lof & Blaam: Cyriel Buysse
1899 ‘Bibliografie’. In: 'De Gids. Jaargang 1899'.

Citaat:
[T]elkens vinden wij in de tijdschriften zijn naam en in elk van zijn werken treffen wij, naast los en vlot vertelde dingen, naast met groote nauwkeurigheid en grooten humor opgemerkte typen, gedeelten waarvan men zeggen moet: ‘hoe is het mogelijk dat een man van talent er zoo slordig op los schrijft, zooveel onwaarschijnlijks en smakeloos' in zoo weinig verzorgden vorm voor openbaarmaking bestemt!’
1900 B., ‘Noord-Nederlandsche kroniek’. In: 'Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1'.

Citaat:
Van zelf spreekt, dat Cyriel Buysse een pessimist is - of liever, dat hij er voor poseert: want hij zoekt uit modezucht het leelijke en het gemeene en het verlaagde en het dierlijke op. Waar het niet is, brengt hij het uit eigen - wat heldere! - fantasie aan, tot meerdere eer en glorie van zijn rechte en echte leer: ‘het leven is niet waard te worden geleefd’.
[…]
Slechte boeken! en dubbel slecht, omdat deze Cyriel Buysse helaas, helaas, talent, groot talent bezit, en als schrijver inderdaad een machtige kunstenaar blijkt. Hij schildert met kleuren, ongemeen frisch en rijp, zijn groepen zijn vaak weergaloos verrassend; zijn typeering meest wonderbaar raak.... Maar nogeens helaas! dat zooveel genâ zoo jammerlijk wordt misbruikt.
1913 H. van Loon, ‘Boekenschouw’. In: 'Den Gulden Winckel. Jaargang 12'.

Citaat:
Te deksel, wat leest dit aangenaam. Charmant, het is niet anders. Wat u slag op slag goedkeurend-verblijd als iets lieflijks herkennend doet hoofdknikken; wat, pittig en gedistingeerd, vol frissche teederheid, telkens uw lippen bij het lezen tot een zachten glimlach plooit, het is een kijk op de natuur, het is een wijze, van een naieve argeloosheid en forsche avonturenlust tevens, om zich in het leven en zijn lot te verheugen, het is, kloek en spontaan, een bad in alle schoonheid, die ons omringt en in de verte is te genieten, als onzen stugger, trager landaard nauwelijks eigen is.
ca. 1944 Lode Baekelmans, ‘Cyriel Buysse’. In: 'Handelingen en levensberichten van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden, 1942-1943'.

Citaat:
Buysse, die zijn volk en zijn land hartstochtelijk liefhad, was een waarheidlievend mensch, die enkel de werkelijkheid wou en kon uitbeelden. De spiegel, dien hij voorhield, weerkaatste figuren en toestanden die velen tijdgenooten tegenstonden, maar vooral ontstemming verwekten bij die critici en lezers die het ruwe opzettelijk en beleedigend vonden. De schrijver debuteerde in 1887 en schreef tot aan zijn dood. Wat afstand en welke gebeurtenissen scheiden aanvang en slot van zijn leven! De wereld kon van uitzicht veranderen en het Vlaamsche publiek en de kritiek andere smaak en inzicht vertoonen.
1985 G.W. Huygens, ‘Buysse, Cyriel’. In: G.J. van Bork en P.J. Verkruijsse (red.), 'De Nederlandse en Vlaamse auteurs van middeleeuwen tot heden met inbegrip van de Friese auteurs'.

Citaat:
Buysse was een typisch vrijzinnige, liberale kosmopoliet; hoewel hij betrekkelijk onverschillig stond tegenover de Vlaamse strijd, heeft hij door zijn waarheidsgetrouwe uitbeelding van het volk dat hij door en door kende, begrip en sympathie weten te wekken voor `arm Vlaanderen' en tevens op schrijnende misstanden gewezen. Daarbij was hij een der beste vertellers van het Nederlandse taalgebied.
Lof & Blaam: 'Tantes'
1976 G.P.M. Knuvelder, ‘Cyriel Buysse’. In: 'Handboek tot de geschiedenis der Nederlandse letterkunde. Deel 4'.

Citaat:
Binnen bescheiden bestel behandelt Buysse in Tantes van 1924 het dode leven van een drietal vrouwen, dat kans ziet door hun geld het leven van drie andere jongere vrouwen (hun nichten) (en in zekere zin ook dat van een neef) te doen verstarren en verzuren. Een van de eigen zusters drijven zij in de waanzin, een andere - daarna - tot uiteindelijke stellingname tegen de steriele feeksen. Een eigenlijk zinloos verzet: het redt de drie jonge vrouwen niet meer uit de fatale dwangpositie waarin zij - uit verlangen naar geld, uit familietraditie, uit gebrek aan mogelijkheden - zich door de tantes hebben laten manipuleren.
1988 J. Weisgerber en M. Rutten (redactie), ‘De oudere generatie’. In: 'Van Arm Vlaanderen tot De voorstad groeit. De opbloei van de Vlaamse literatuur van Teirlinck-Stijns tot L.P. Boon (1888-1946)'.

Citaat:
Wereldoorlog I, die erg op het gemoed van Buysse heeft ingewerkt zoals blijkt uit de schetsen en novellen gebundeld als Oorlogsvisioenen (1915) en Van een verloren Zomer (1917), bracht een kentering in de thematiek. Enerzijds haalde hij met vertederde weemoed herinneringen op uit zijn jeugdjaren […]waarin op nauwelijks verhulde wijze autobiografische elementen werden verwerkt, terwijl hij anderzijds in de romans Tantes (1924), […]telkens het contrast uitwerkte tussen ‘oud en jong’, tussen twee verschillende generaties. De compositiestructuur berust dan ook op het beproefde procédé van ontwikkeling van contrasten en parallellismen. De grondtegenstelling ligt echter thans niet meer in de verschillen tussen de klassen, maar in een generatieconflict, de botsing van de statische, gehiërarchiseerde wereld van vroeger met de dynamische, naoorlogse wereld waarin de klassentegenstellingen afbrokkelen, de maatschappelijke structuren en morele normen veranderen.
2004 G.J. van Bork, ‘Buysse, Cyriel’. In: 'Schrijvers en dichters' (dbnl biografieën project deel 1).

Citaat:
Na WO I, toen de auteur in Nederland verbleef, ziet men in zijn menselijke, met ironische humor geschreven werken als Tantes (1924), Uleken (1926) en De schandpaal (1928), dat een nieuwe, moderne geest zich van ‘arm Vlaanderen’ heeft meester gemaakt.