De Schoolmeester Lof & Blaam

De Schoolmeester Lof & Blaam

Lof & Blaam: De Schoolmeester

1912 G. Kalff, ‘Van Lennep (Slot). De Schoolmeester’. In: 'Geschiedenis der Nederlandsche letterkunde. Deel 7'.

Citaat:

Het was den gesjeesden student aanvankelijk meegeloopen: zijn Londensche kostschool wist hij, getrouwd met een beschaafde Française, tot bloei te brengen en vijftien jaar in stand te houden. […] De lust om zich te vermeien in vroolijke dwaasheid en gewilden onzin, met kunst tot den hoogst mogelijken graad gebracht en samengedrongen, was reeds in den student Van de Linde aanwezig.

Volledige tekst

1973 G.P.M. Knuvelder, ‘Gerrit van de Linde’. In: 'Handboek tot de geschiedenis der Nederlandse letterkunde. Deel 3'.

Citaat:

Van jongsaf heeft Van de Linde, intellectueel en moreel zeer begaafd, de dichtkunst beoefend, aanvankelijk de ernstige, later - hoger ontwikkelings-stadium van de mens, meent Van Lennep zeker niet geheel ten onrechte - de humoristische. En hij deed dit in het Nederlands; merkwaardig genoeg: Gerrit van de Linde, ‘dominee op zwart zaad’ zoals hij zichzelf noemde, had zich namelijk metterwoon in Engeland gevestigd en was daar zeer wel geacclimatiseerd; zijn Nederlands echter bleef hij perfect beheersen, al sprak deze nazaat der vaganten die taal sinds zijn vertrek in 1834 slechts sporadisch.

Volledige tekst

1978 Gerrit Komrij, ‘De halve Schoolmeester werd een hele’. In: 'Papieren tijgers'.

Citaat:

't Is voor iemand als uw dienaar moeilijk om over De Schoolmeester te schrijven. We begrijpen elkaar te goed, De Schoolmeester en ik. We zijn te zeer familie. Zodra ons iets te dicht op de huid komt, steken we er getweeën de draak mee. We bezitten, evenwel, de onblusbare aandrift tot draakstekerij niet minder wanneer ons in 't geheel niets op de huid zit. Zodra ons iets terneerslaat, treuren we in stilte, en hangen de Lachende Gaper bij de buitendeur. Ook als we helemaal niet treuren, evenwel, suggereren we alsof. Die melancholie is ingebakken, als een haarscheur in een Keulse pot.

Volledige tekst

1979 Frederik van Eeden, J.A. Dèr Mouw, 'Brieven aan Frederik van Eeden' (editie Harry G.M. Prick).

Citaat:

Er zijn echter, vooral in Holland, humoristische dichters, die zich voordoen als rijmers of rijmelaars, doch die zeer stellig het vermoogen250toonen om rijm en metrum in onmiddellijken dienst te stellen van fijne dichterlijke aandoening. Dat zijn Dichters, die zich een weinig verleegen toonen met hun dichterschap, en geen ernstige poézie aandurven, maar eigenlijk met hun talent een weinig den draak steeken. Zulke dichters waren b.v. de Schoolmeester en Piet Paaltjens. Hadden zij wat later geleefd, zoo hadden zij ook hun begaafdheid tot ernstiger werk gebruikt. In hun tijd was het ernstige werk eigenlijk niet ernstig genoeg, en zij maakten maar wat gekheid.

Volledige tekst

1986 Dick Welsink, ‘De Schoolmeester’. In: Anton Korteweg en Murk Salverda (red.), ''t Is vol van schatten hier...' (2 delen).

Citaat:

In die eerste moeilijke jaren in den vreemde was zijn enige contact met het vaderland de briefwisseling met Van Lennep. Daaruit leren we hem kennen als een melancholicus die zijn zielsverdriet wanhopig tracht te maskeren met turbulente grappenmakerij. Hoewel zijn situatie langzaam verbeterde: hij kocht een kostschool (vandaar zijn pseudoniem), waardoor hij niet langer financieel afhankelijk was van zijn vrienden, en huwde in 1837 Caroline de Monteuuis, een jonge Française met wie hij zeer gelukkig was, bleef hij zijn hele leven gebukt gaan onder de schulden uit zijn studietijd.

Volledige tekst

Lof & Blaam: 'De gedichten van den Schoolmeester'

1889 Jan ten Brink, ‘Algemeen overzicht’. In: 'Geschiedenis der Noord-Nederlandsche letteren in de XIXe eeuw. Deel 3'.

Citaat:

Van de Linde stierf te Londen op vijftigjarigen leeftijd (1858), nog voordat zijn naam door de uitgaaf zijner complete gedichten in 1859 populair was geworden. De ‘Gedichten’ van den Schoolmeester verdienden die populariteit ten volle, daar zij den echt nationalen toon wisten te treffen, niet in het laffe blijgeestige genre, waaraan eene enkele maal ook Van Zeggelen zich vergreep, maar in den kluchtigen trant van het oude blijspel der zeventiende eeuw, waaraan Van de Linde zijn luchtig, maar smaakvol behandeld, metrum ontleende.

Volledige tekst

1912 G. Kalff, ‘Van Lennep (Slot). De Schoolmeester’. In: 'Geschiedenis der Nederlandsche letterkunde. Deel 7'.

Citaat:

Geheel nieuw was deze soort van poëzie te onzent niet. Verscheidene neigingen van den Nederlandschen geest, die zich vroeger in de nationale letterkunde geopenbaard hadden, vinden wij hier vereenigd. […] Doch Van de Linde heeft bij dat bestaande niet weinig nieuws van het zijne gevoegd: spotbeelden der Nederlandsche samenleving, zooals zij zich vertoonden in den hollen of bollen spiegel dien hij haar voorhield; al de kronkel- en slingergangen, de luchtsprongen en kapriolen, de onverwachte wendingen, potsierlijke standen en houdingen, waarin zijn vlindervlugge, vindingrijke geest zich vermeide; hij heeft dat nationale met dit individueele vermengd, het verfijnd om er de komische kracht van te verhoogen, het niet zelden tot humor verdiept, het bewerkt met een meesterschap over zijn moedertaal en over maat en rijm, die wij bij geen zijner voorgangers aantreffen.

Volledige tekst

1978 Gerrit Komrij, ‘De onnavolgbare harpakkoorden van de Schoolmeester’. In: 'Papieren tijgers'.

Citaat:

De gedichten van De Schoolmeester behoren tot de knapste die in onze taal geschreven zijn; bij hem pijpt de goede dood niet zuiver, gaan geen brede rivieren traag door oneindig laagland, klotst geen enkele zee voort in eindeloze deining, noch pardoes tegen de Hondsbossche aan, winnen de zachte krachten het nooit op het eind en wiegele wiegele weint het niet: hij neemt alles in de maling wat gewicht en aplomb heeft, niet alleen de zedeprekende en galmende dichters van de Nederlandse romantiek (De Schoolmeester behoort tot een anti-romantische traditie, en zijn poëzie is zonder de romantiek dus niet goed denkbaar), maar ook alles wat gewicht en aplomb heeft in het werelds bestel: koning en kerk, soldaat en koopman.

Volledige tekst

1979 Marita Mathijsen en Ton van Deel, in de inleiding van: De Schoolmeester, 'De gedichten van den Schoolmeester' (ed. J. van Lennep, met een inleiding van T. van Deel en Marita Mathijsen).

Citaat:

De populariteit van De Gedichten van den Schoolmeester is ongetwijfeld nog vergroot door Anthony de Vries' geestige illustraties. […] Wie eenmaal De Gedichten geïllustreerd kent, kan ze zich moeilijk anders meer voorstellen. De prentjes zijn zo hecht verbonden met de tekst, dat er een eenheid is ontstaan. Een geïllustreerde Schoolmeester lezen betekent zoveel als: beïnvloed worden door De Vries' interpretatie van de gedichten. Hij heeft een scherp oog gehad voor de satirisch-komische kant van deze poëzie en zijn illustraties versterken die dan ook.De populariteit van De Gedichten van den Schoolmeester is ongetwijfeld nog vergroot door Anthony de Vries' geestige illustraties. […] Wie eenmaal De Gedichten geïllustreerd kent, kan ze zich moeilijk anders meer voorstellen. De prentjes zijn zo hecht verbonden met de tekst, dat er een eenheid is ontstaan. Een geïllustreerde Schoolmeester lezen betekent zoveel als: beïnvloed worden door De Vries' interpretatie van de gedichten. Hij heeft een scherp oog gehad voor de satirisch-komische kant van deze poëzie en zijn illustraties versterken die dan ook.

Volledige tekst

1985 G.J. van Bork & P.J. Verkruijsse (red.), ‘Linde Jz, Gerrit van de’. In: 'De Nederlandse en Vlaamse auteurs van middeleeuwen tot heden met inbegrip van de Friese auteurs'.

Citaat:

[Jacob van Lennep] bracht deze gedichten na de dood van de dichter met een levensbericht (`Iets over den schrijver en zijn dichttrant') bijeen in de bundel Gedichten van den Schoolmeester (1859), die steeds in grote oplagen herdrukt werd. Deze poëzie, die grotendeels uit zgn. knittelverzen bestaat en waarvan vooral de 'Natuurlijke historie voor de jeugd' populair werd, kan gezien worden als een compensatie voor de wezenlijke levensernst van de dichter.

Volledige tekst