Frederik van Eeden Lof & Blaam

Frederik van Eeden Lof & Blaam

Lof & Blaam: Frederik van Eeden

1890 Anoniem, ‘Letterkundige kroniek'. In: 'De Gids. Jaargang 1890'.

Citaat:

Wanneer ik De Nieuwe Gids ontvang, zie ik altijd het eerst, of er ook een stuk van Frederik van Eeden in staat. En ik weet dat zeer, zeer velen doen zooals ik. Dat komt, omdat de geschriften van den Bussumer dokter, hetzij zij over letterkunde, over kunst of over zijn eigenlijk vak: psychologie handelen, zich van die zijner mederedacteuren plegen te onderscheiden door een groote mate van helderheid, van gezonden redeneertrant, van literaire eerlijkheid en ongezochte natuurlijkheid; omdat men, hem lezende, den indruk ontvangt, te doen te hebben met iemand, die niet maar, met meer of minder geest, met meer of minder woordenrijkheid, om de zaken heen praat, maar die datgene waarover hij schrijft heeft doordacht en, in plaats van uit de hoogte zijn oordeel, als een dat voor geen tegenspraak vatbaar is, uit te spreken, het de moeite waard acht, de gronden waarop dat oordeel rust aan zijne lezers mede te deelen.

Volledige tekst

1894 Willem Kloos, ‘Gedachten en Aforismen over Frederik van Eeden'. In: 'De Nieuwe Gids. Jaargang 9'.

Citaat:

Mijnheer van Eeden, hm, mag ik u even voorstellen, doctor Frederik van Eeden, hoofd van een psycho-therapeutisch instituut, letterkundige, proza-schrijver, dichter, denker, (bij dit woord begint van Eeden goedkeurend te knikken) wetenschappelijk geleerde, vader van twee engelen van kinderen (hier kijkt de heer van Eeden plotseling somber) abonné van verschillende binnen- en buitenlandsche tijdschriften, staats-burger, belasting-betaler, tourist, echtgenoot, neef, zwager, correspondent van verscheidene beroemde buitenlanders, congres-lid, oom, vegetariaan, spoor-abonné, muziek-kenner, wiel-rijder, redenaar, toehoorder, schilder-amateur, gentleman en geachte vriend, gastheer, nuts-lezer, hof-prediker van den Czar aller Russen, dramatisch auteur, réunist, componist, schilderijen-verzamelaar, essayist, kunst-kriticus, satiricus, humanist, neo-Buddhist, prozaïst, hypnotiseur, journalist, philanthroop, humanitairist, criticus, polemicus, réunist, bellettrist-recidivist. Men kan heel weinig namen noemen of van Eeden is 't.

Volledige tekst

1895 Henri Borel, ‘Het wezen der literatuur'. In: 'De Gids. Jaargang 1895'.

Citaat:

Van den beginne af, was het duidelijk te zien, dat Frederik van Eeden essentieel van zijne vrienden verschilde. - Het beste wees dit aan de intuïtie van het groote publiek, die, als die van kinderen, onfeilbaar is. Voor den aandachtigen toeschouwer, die meer in de Literatuur aller tijden had gekeken, en niet in zijn klein landje van heden was blijven rondstaren, was het duidelijk, dat Van Eeden op den duur niet in den kring van 1885 kon blijven, dat hij uitgestooten zou worden, en kalm alleen zou doorwerken.

Volledige tekst

1949 Menno ter Braak, ‘De figuur Van Eeden’. In: 'Verzameld werk. Deel 5'.

Citaat:

[Frederik van Eeden] was zulk een wonderlijk ‘gedraaide’ figuur, dat er op zijn minst vijf meningen over hem in omloop zijn. Men heeft hem op het monsterlijke af overschat, men heeft hem zelfs tijdelijk tot het object gemaakt van een ganse cultus (in hoeverre hij daaraan zelf heeft meegewerkt is een tweede vraag); men heeft hem aan de andere kant aan de kaak willen stellen als een comediant van geestelijke waarden, die in de kern geen enkele echte sensatie verborg; men heeft hem ook voorgesteld als de hulpeloze dilettant, volkomen onmachtig om de draagkracht van de grote woorden, die hij gebruikte te beseffen en overgeleverd aan een noodlottige ‘half-zachtheid’; en daartussen zijn nog talrijke variaties.

Volledige tekst

Lof & Blaam: 'Van de koele meren des doods'

1901 Anoniem, ‘Letterkundige kroniek’. In: 'De Gids. Jaargang 1901'.

Citaat:

[…] Frederik van Eeden verhaald met den ernst, de uitvoerige langzaamheid van den man der wetenschap. Zij die het weten kunnen zullen de preciesheid roemen, waarmede de aandoeningen, de uitspattingen, de in haar dagboek telkens met veelbeteekenende kruisjes aangeduide chutes van deze hysterische zijn omschreven en verklaard; zij spreken van ‘het genie van den wetenden arts’ die dat alles zoo te boek stelde. Maar dat is nu juist mijn hoofdbedenking tegen dat mooie verhaal als ‘verhaal’, gelijk het zich aanmeldt.

Volledige tekst

1949 Menno ter Braak, ‘Over herdrukken’. In: 'Verzameld werk. Deel 5'.

Citaat:

Ook in Van de Koele Meren des Doods spreekt veel mee van de poseur Van Eeden; maar dat neemt niet weg, dat deze roman, die in een voor Van Eeden uiterst sobere toon is geschreven, hem het best recht doet wedervaren. In een voorwoord voor de tweede druk heeft Van Eeden er tegen geprotesteerd, dat men zijn werk beschouwd had ‘als de zielkundige studie van een min of meer pathologisch geval’. “Dit is”, zegt hij daar, “de banale opvatting van oppervlakkig-denkende en gevoelende lezers.... Dit werk nu is geheel door kunstenaars-motieven ontstaan, en wetenschappelijke motieven zijn er te eenenmale vreemd aan. Hoezeer de schrijver ook moge tekort gekomen zijn in de uitvoering, de bedoeling was geen andere dan de weergave, het weder doen ondervinden, door anderen, van de zelf ondergane schoonheidsemotie.”

Volledige tekst

1951 Menno ter Braak, ‘De onzekere'. In: 'Verzameld werk. Deel 7'.

Citaat:

Maar naast deze onverdraaglijke ressentiments-idealist laat Verwey ook de schrijver zien van het boek, dat waarschijnlijk heel wat langer zal blijven leven dan de eens zo bewonderde Johannes-vervolgen en het hachelijk-pathetische Ellen: Van de Koele Meren des Doods. “Als wij van Van Eeden niets kenden dan dit ene boek, noch zijn naam, noch zijn leven, noch zijn andere werken, dan zou hij de Meester van de Koele Meren heten, en een rang innemen die niemand hem strijdig maakte.” Inderdaad, deze roman, hoewel volstrekt geen onaanvechtbaar meesterwerk, is het boek, waaruit men de beste herinneringen meeneemt aan dit kwetsbare temperament, getekend door de ongeneeslijke disharmonie en niet in staat die gespletenheid werkelijk loyaal te aanvaarden, laat staan te overwinnen. De prozaschrijver is hier meer dichter dan de verzenschrijver, in wie men de spontaneïteit zo vaak mist.

Volledige tekst

1953 G.P.M. Knuvelder, ‘Frederik van Eeden (1860-1932)’. In: 'Handboek tot de geschiedenis der Nederlandse letterkunde. Deel 4'.

Citaat:

Op de hedendaagse lezer, die van ‘literariteit’ weet heeft, maken taal en stijl van (Van de koele meren des doods) eerder een nogal onpersoonlijke, conventionele indruk, een negentiende-eeuwse indruk zelfs: het is eerder vlak en glad, vrij onpersoonlijk geschreven (met hier en daar wat ‘woordkunst’). Tot die negentiende-eeuwse indruk draagt ook bij de zich annoncerende alwetende verteller, die van tijd tot tijd zijn kennis van (medische) zaken te berde brengt.

Volledige tekst

1988 Judit Gera, ‘Verschillende aspecten van Frederik van Eedens Van de koele meren des doods'. In: 'Colloquium Neerlandicum 10'.

Citaat:

De ideale levenswijze gesuggereerd door de roman is niet te scheiden van de sociale vernieuwer Van Eeden, van zijn experimenten op Walden en van zijn progressieve voorstellingen over de sociale situatie van de vrouw (Van Eeden 1982). Zijn maatschappelijk ideaal is een maatschappij waarin werk een centrale plaats inneemt. Het werk als zelfheiliging verschijnt ook bij Tolstoj, in Opstanding en in Anna Karenina.

Volledige tekst