Guido Gezelle Lof & Blaam

Guido Gezelle Lof & Blaam

Lof & Blaam: Guido Gezelle

1897 Pol de Mont, ‘Guido Gezelle’. In: 'De Gids. Jaargang 1897'.

Citaat:

Zoo staat dan Gezelle vóór ons, wel als een ongelijk, als een nu eens heel hoog, dan, plotseling weer, hals over kop in het meer gewone onderduikend dichter, maar - in zijn geheel genomen - ontegenzeggelijk als een der puurste artiesten van onze taal in deze eeuw. […]

De nieuwe zwenking - van het realisme en naturalisme weg naar een meer ideale kunst, - kon niet anders dan gunstig werken op de verhouding van een dichter als Gezelle tot de kleine gemeente van hen - die lezen. Zooveel waar wij sedert jaren onbewust naar verlangen, wordt ons in zijn verzen met kwistige mildgevendheid geschonken.

Volledige tekst

1900 S. Dequidt, ‘Guido Gezelle’. In: 'Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1'.

Citaat:

Dikwijls stond zijne spinde zonder eten, zijne woning zonder huisgerief; zijne kas zonder kleeren, en de heilige armoede stak maar al te dikwijls door zijn priesterlijk gewaad. Zijn goed had den weg van zijn hert gevolgd, en was bij de armen te recht gekomen.

Iedereen zag en kende zijnen schamelen toestand, hij alleen kende hem niet: zijne groote ziel was te hoog daarboven.

Maar goddeloos volk loerde op den zonderlingen man, miskende, bedroog, belasterde hem, en spouwde naar zijn priesterkleed. Dát gevoelde hij toch soms: en dan brak zijn hert, dat bij 't minste gewaai van vreugde of lijden trilde, in bitter geween los.

Volledige tekst

 

1900 August Vermeylen, ‘Guido Gezelle’. In: 'Van Nu en Straks. Jaargang 4'.

Citaat:

Wat ook die onverwachte bewonderaars in hem zullen verheerlijken, - den katholiek, den geleerde, den flamingant...: Gezelle was en is, eerst en vooral, de grootste dichter van Vlaanderen. Zorgen wij nu, dat hij eerst en vooral, als de grootste dichter van Vlaanderen gehuldigd worde!

Volledige tekst

1903 Prosper van Langendonck, geciteerd door Karel van de Woestijne in ‘Guido Gezelle. Een nagelaten studie’. In: 'Den Gulden Winckel. Jaargang 29'.

Citaat:

‘GEZELLE! Al wat maar een pen voert heeft nu over hem geschreven, ieder van zijn standpunt en met zijn rhetoriek. Nu hebben zij hem allemaal uitgevonden. Wat werd er al niet met hem geposeerd. Hij, de stilzwijgende, de afgetrokkene, de in zich-zelf levende, de eenigszins menschen- en vrienden schuwe werd nu opeens allemans vriend.’

Volledige tekst

1922 A.L. Walgrave, in de Inleiding bij Aloïs Walgrave, 'Het leven van Guido Gezelle, Vlaamschen priester en dichter' (2 delen).

Citaat:

Guido Gezelle was een Dichter, ja, maar hij was eerst een mensch, met hooge menschelijke gaven, met menschelijke gebreken ook, die in zijne levenservaringen zeker hun aandeel hebben bijgebracht.

Gezelle was een Dichter, maar hij was Priester bovenal, zeer bewust en innig priesterlijk levend, die zijne gaven tot priesterlijke doeleinden wilde aanwenden, en die, zijne gebreken kennend, den ootmoed en de gehoorzaamheid van een waren priester tot in de bitterste ondervindingen des levens beoefend heeft.

Volledige tekst

Lof & Blaam: 'Dichtoefeningen'

1858 J.B. Bisschop van Brugge, 'Goedkeuringhe'. In: Guido Gezelle, 'Vlaemsche dichtoefeningen'.

Citaat:

't Is altijd met vreugde dat Wij de heeren Professors Onzer Collegien hunne schriften zien in het licht geven. Wij verleenen dus volgeern Onze Goedkeuring aan de Vlaamsche dichtoefeningen van den Eerweerden Heer GUIDO GEZELLE, Pb., Professor van Poësis in 't Kleen Seminarie, te Rousselaere; dit werk dat den schrijver moet tot eere strekken, zal ook, verhopen Wij, van langs om beter bewijzen dat Godsdienst en Deugd de schoonste stoffen leveren voor Letter- en Dichtoefening; het zal Onze jonge Leerlingen meer en meer aanmoedigen om hunne Taal te beoefenen en in weerde te houden.

Volledige tekst

1900 G. Verriest, ‘Beeld, woord en dicht, bij G. Gezelle’. In: 'Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1'.

Citaat:

Vóór zijne romantische periode, de eerste waar hij zelfstandig opgetreden is, heeft Gezelle de strengst-klassieke verzen, naar taal en trant, geschreven. Hoe meesterlijk hij dit kon, toont ons menig stuk uit de Dichtoefeningen. […] Leest verder, ook in de Dichtoefeningen. ‘Op de kust van Westvlaanderen’ ‘Pastor Boone’ enz. Zelfs van al te volmondigen rhetorischen bombast bleef hij niet vrij.

Volledige tekst

1910 Th. Coopman en L. Scharpé, 'Geschiedenis der Vlaamsche letterkunde'.

Citaat:

De zooeven genoemde Vlaemsche dichtoefeningen verschenen onder het schoolverlof in 1858. Ze brachten eene keuze uit Gezelle's verzen sedert tien jaren. In vele merkt men den schoolschen invloed nog van traditioneele klassiek; in andere, wat latere, den invloed der romantiek (O 't ruischen van het ranke riet, Excelsior, het Stoomgevaarte, Berechtinge), meest de dweepende, maar zoo fijnvoelende en zangerige romantiek van Longfellow; sommige zijn niets meer dan gelegenheidsrijmen. Het bonte Pachthoftafereel, de geestige Boodschap der opgezette vogels, de heerlijke Waterspegel, schenken vooral den bundel hooge waarde, en klinken als een zoekend voorspel van de wondere natuurpoëzie uit 's Dichters nazomer.

Volledige tekst

1953 August Vermeylen, 'Verzameld werk. Deel 3' (red. Herman Teirlinck en anderen).

Citaat:

In de Dichtoefeningen verneemt men een paar maal een verren naklank van Bilderdijk, gauw gesmoord, - naast het teder geluid van het geestelijke lied uit vroeger tijden of den gemoedelijken toon van den zeventiende-eeuwsen moralist pater Poirters. Wat Gezelle nog even bij anderen zoekt is eigenlijk zich zelf. Slaan we enkele gelegenheidsstukken over, dan verschijnt hij ons meestal reeds als Gezelle, geheel de Gezelle van later, de oorspronkelijke ziener en zanger, die op zo'n eigenaardige wijze innerlijk opwellend gemoedsleven met scherp-fijne natuurwaarneming verbond, en met zijn tot volkomen gedweeheid bedwongen taal wonderen van verklanking verrichtte.

Volledige tekst

1976 G.P.M. Knuvelder, 'Handboek tot de geschiedenis der Nederlandse letterkunde. Deel 4'.

Citaat:

In het woord zocht Gezelle namelijk - ook! - het artistieke element. Dat element inspireerde hem tot dichten; hij dicht naar aanleiding van dat element. Deze in strikte zin ‘dichtoefeningen’ verfijnden zijn artistieke techniek in hoge mate. Met het gevolg dat, toen de geestes- en gemoedssituatie opnieuw tot spreken drong, hij over een steeds fijner geperfectioneerd apparaat beschikte, dank zij deze op de taal en haar elementen gebaseerde ‘dichtoefeningen’.

Volledige tekst