Herman Gorter Lof & Blaam

Herman Gorter Lof & Blaam

Lof & Blaam: Herman Gorter

1913 Mr. F.E. Posthumus Meyjes, ‘Gorter’s laatste werk’. In: 'Onze Eeuw. Jaargang 13'.

Citaat:

De gewezen dichter Herman Gorter is nu voortaan onbezoldigd staats-zanger van de Arbeiderspartij in Nederland. De dichter van ‘Mei’ is de bode geworden van het nieuw-Homerisch heldenvolk, de arbeidende klasse, door het ‘Partijbestuur’ aangewezen om te zijn het ontbrekend element in de nieuwe wereldorde: de dichter der propaganda. […] Komt laten we voor den dichter van Mei doen ‘dicht toedeinen / De blauwe baldakijnen’ en zijn beeld als dat eens dooden met stille vereering nederzetten in de Ruhmeshalle van het Hollandsch Pantheon, met de meien om de slapen.

Volledige tekst

1927 Jan Engelman en Albert Helman, ‘Kroniek. Herman Gorter’. In: 'De Gids. Jaargang 91'.

Citaat:

Hij sprak voor meer dan één generatie: hij stond met zijn gansche persoon achter een dichterschap dat in eenvoud en tegelijk in vreemd raadsel de zichtbare schepping groot bezielde. Hij was ‘direct’ en hij gaf de hemelsche lengte. Zóó groot is de macht der eerlijke schoonheid. En hij zelf was zoo groot, dat hij deze kon vernietigen toen de inspraak die hem dieper voorkwam dit beval. Ook deze ernst mag een voorbeeld zijn voor velen.

Volledige tekst

1929 Anthonie Donker, ‘Herman Gorter’. In: 'De episode van de vernieuwing onzer poëzie (1880-1894)'.

Citaat:

Voor Gorter gold de eenzaamheid van het zelf als volstrekt, en noodlottig, inzoo- verre voor de heerlijkheid van het zieleleven geen uitdrukking, geen zinne-beeld bestaat, en de ziel zich zelfs niet voortplanten kan in de taal. Gorter, met zijn absolutistische natuur, doorleefde deze idee in alle consequenties tot haar einde toe, zooals hij later de sociale heilsidee tot in haar laatste consequenties zou voorstaan en, men mag veronderstellen, zou verliezen.

In Herman Gorter heeft zich de beweging van tachtig ten einde toe voltrokken. Maar door Gorter zet zij zich ook in latere ontwikkelingen voort.

Volledige tekst

1977 Jan Romein en Annie Romein-Verschoor, ‘Dichter van Holland en het socialisme’. In: 'Erflaters van onze beschaving'.

Citaat:

Men heeft in de ‘onbegrepen’ Gorter als in de ‘onbegrepen’ Van Gogh een geest gezien, die ‘zijn tijd vooruit was’. Het blijft een speculatieve gedachte of ons dichterlijk nageslacht zich met deze schoonheid ‘van boven de boomgrens’ vertrouwd zal maken. Maar veel meer dan Van Gogh, meer dan wie ook was Gorter een man, die met al de kracht van zijn gespannen dichterlijke wil in de toekomst trachtte door te dringen en die daardoor erin geslaagd is het goud-en-kristallen visioen op te roepen van een toekomstmens, die misschien niet op de mens van 1960 of 1980 zal lijken, maar het brandende verlangen belichaamt naar een zuivere, herboren mens, dat altijd weer opstijgt uit onze met de bedrieglijke pronk van hebzucht en heerszucht beladen wereld.

Volledige tekst

1982 Martinus Nijhoff, ‘Herman Gorter’. In: 'Kritisch en verhalend proza' (Verzameld werk II) (ed. Gerrit Borgers en Gerrit Kamphuis).

Citaat:

Hij was een artiest in een tijd vol idealen en hij liep, als idealist, nog op zijn tijd vooruit. Hij heeft het socialisme als een blijde boodschap, het marxisme als een duizendjarig rijk bezongen. Dit lijkt nu kinderlijk en simplistisch, omdat wij in een andere tijd leven. Maar dat deert Gorter niet. Hij staat aan een begin, aan een eeuwig beginnend begin. En daarvan is hij de dichter.

Volledige tekst

Lof & Blaam: 'Liedjes'

1950 Garmt Stuiveling, in de verantwoording van 'Verzameld werken. Deel 6' (ed. J. Clinge Doorenbos en G. Stuiveling).

Citaat:

De Liedjes immers zijn door Gorter zelf, deels in afwijking van de orde van ontstaan en soms zelfs met gebruikmaking van een oudere tekst, samengevoegd tot een gesloten reeks, die een genuanceerd beeld geeft van zijn innerlijke ontwikkeling gedurende de jaren 1910-1924.

Volledige tekst

1958 Victor E. van Vriesland, 'Onderzoek en Vertoog I'.

Citaat:

De Liedjes zijn meer een vernieuwing dan een voortzetting, waarin echter Gorters fundamenteel individualisme tot uiting blijft komen. Het dialectisch, verstandelijk element is er wel verminderd, maar niet verdwenen.

[…]

In zijn nagelaten werk is eigenlijk voor het eerst, in de poëzie zijner na-spinozistische periode, dit primitief heidense natuurgevoel tot een volkomen geheel samengesmolten met en opgegaan in die andere elementen: inzicht, kennis, overtuiging, levens- en maatschappijbeschouwing. […] Ondanks deze veralgemening wist Gorter zodoende te ontkomen aan vaagheid, en wist hij de Liedjes vrij te houden van de halfslachtigheden, waarvan Nederland in zovele vrij- of half religieuze groepen en bewegingen de kweekplaats is.

Volledige tekst

1964 J.C. Brandt Corstius, ‘Herman Gorter, de dichter’. In: 'Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse letterkunde. Jaargang 1964'.

Citaat:

De poëzie van zijn verlangen naar, zijn beleving van kosmische eenheid, die voor hem hoorbaar en zichtbaar werd in het totaal van de natuurlijke en maatschappelijke werkelijkheid, heeft Herman Gorter bovenal gemaakt in het werk dat Pan, de Liedjes en de twee bundels Verzen omvat. Men zou ook kunnen zeggen dat het gedicht Pan dat werk is. Want dit boek van ruim elfduizend versregels, verdeeld over vijf zangen, draagt de Liedjes en Verzen in zich als bijzondere lyrische kristallisaties van Gorters ideële en historische verbeelding van de wording der bewuste eenheid in de mensheid.

Volledige tekst

1979 H. Marsman, ‘Critisch proza’. In: H. Marsman, 'Verzameld werk' (ed. D.A.M. Binnendijk en A. Vigoleis Thelen).

Citaat:

De vernieuwing in mystischen zin heeft zich vooral verwerkelijkt in ‘Verzen II’ en in het eerste deel ‘Liedjes’, en zij bleef doorwerken, ook waar zij niet meer de atmosferische trillingen vond om zich dichterlijk te realiseren en waar de verworven eenheid der psychische en kosmische krachten verstoord werd doordat Gorter in dit verband ook de abstracta: mens en maatschappij wilde incorporeren.

Volledige tekst

1986 Enno Endt, ‘Herman Gorter 1864-1927’. In: Anton Korteweg en Murk Salverda (red.), ''t Is vol van schatten hier...'.

Citaat:

In de politieke strijd heeft Gorter steeds heftig en radikaal partij gekozen, bijvoorbeeld in 1909 bij de scheuring in de SDAP. In 1920 reisde hij als verstekeling naar Rusland om in het Dagelijks Bestuur van de Komintern zijn afwijkende standpunten - vergeefs - te bepleiten. De lyriek uit de laatste twintig jaar van zijn leven werd pas na zijn dood gepubliceerd en ontsnapte vrijwel aan de aandacht van de spraakmakende literaire kritiek. Politiek ideaal en erotiek zijn in deze Verzen (1928, 2 dln.) en Liedjes aan de geest der muziek der nieuwe menschheid (1930, 3 dln.) op mystieke wijze verenigd.

Volledige tekst