Herman Heijermans Biografie

Herman Heijermans, afkomstig uit een Rotterdams joods milieu, is één van de belangrijkste Nederlandse toneelschrijvers. Enkele van zijn stukken zoals 'Op hoop van zegen' en 'Eva Bonheur' zijn klassiek geworden. De fel sociaal-democratische Heijermans is ook jarenlang zeer actief als journalist. Vooral met zijn cursiefjes onder de naam Falkland maakt hij naam. Financieel wordt de altijd zeer aanwezige Heijermans zijn hele levenlang achtervolgd door schuldeisers. De door de SDAP georganiseerde begrafenis wordt door een enorme mensenmassa bijgewoond.

Afkomst

Herman Heijermans is in Rotterdam geboren als zoon van de gelijknamige journalist en Matilda Moses Spiers. Hij groeit op in een liberaal joods gezin met een grote culturele belangstelling. Herman volgt de HBS en gaat daarna werken bij de Wissel- en Effectenbank en later de Twentsche Bank. Daarna zet hij samen met zijn broer Boen een handel op in lompen en oude metalen. Die onderneming wordt geen succes. Een faillissement kan worden afgewend, maar Heijermans blijft achter met een schuld van dertigduizend gulden. Zijn orthodox joodse verloofde, Betsy Vles, verbreekt de verhouding onder druk van haar vader, zelf een handelaar. Vader Heijermans publiceert de eerste pennenvruchten van zijn zoon in Het Zondagsblad, waarvan hij hoofdredacteur is. Zoon Herman besluit journalist te worden en vertrekt naar Amsterdam.

Journalist

Heijermans gaat werken voor De Telegraaf als toneelrecensent. Hij spaart geen enkele reputatie en krijgt in de hoofdstad al snel de reputatie van een ‘indringerig joodje’. In 1894 publiceert hij zijn eerste column onder het pseudoniem Falkland (genoemd naar een Engelse dichter en politicus uit de zeventiende eeuw). Vanaf 1896 komen deze vaak humoristische ‘Falklandjes’ in het Algemeen Handelsblad uit. Hij schrijft er honderden, die in negentien bundels Schetsen ook in boekvorm verschijnen.

Heijermans is ook sterk politiek betrokken. Hij sluit zich in 1897 bij de SDAP aan en ijvert voor een eigen dagblad, Het Volk. In juni 1897 start Heijermans een eigen tijdschrift, De Jonge Gids, waaraan hij onder maar liefst negen pseudoniemen meewerkt. Een jaar later nodigt Herman Gorter, zelf veel theoretischer dan de daadkrachtige Heijermans zijn collega uit voor een samenwerking met zijn eigen De Nieuwe Tijd. Die verloopt moeizaam, Heijermans eigen blad gaat door financiële problemen in maart 1902 ter ziele en dan wordt hij alsnog redacteur van De Nieuwe Tijd.

In 1898 is Heijermans getrouwd met de cabaretzangeres Maria Peers, met wie hij een dochter krijgt. Het gezin vertrekt in 1907 naar Berlijn, waar Heijermans journalistiek actief is. Over de achtergrond van zijn vrouw, die getrouwd is geweest en die haar twee kinderen door haar verhouding ontnomen ziet, schrijft hij de roman Kamertjeszonde (1897), die zich duidelijk richt tegen de burgerlijke moraal.

Toneel

Vanaf zijn debuut met Dora Kremer (1893) over de positie van de vrouw, schrijft Heijermans meer dan zestig toneelstukken, meestal onder zijn eigen naam, maar ook onder pseudoniem. Zijn toneelstuk Ahasverus (1894) over de jodenpogroms in Rusland publiceert hij onder de naam Ivan Jelakovitsch. Het kent een groot succes en wordt ook in Parijs opgevoerd.

Veel van zijn toneelstukken zijn sterk maatschappij-kritisch of richten zich tegen bepaalde bevolkingsgroepen. Allerzielen (1904) wordt in sommige plaatsen verboden omdat het kwetsend is voor rooms-katholieken. Ghetto geldt als anti-semitisch. Een enorm succes heeft Heijermans met Op hoop van zegen (1900) over de verhouding tussen de rijke reders en de arme vissersbevolking, waarvan veel vrouwen na de dood op zee van hun echtgenoten schier brodeloos achterblijven. Kniertje, de vrouwelijke hoofdrol van Op hoop van zegen wordt jarenlang gespeeld door Esther de Boer- van Rijk, de lievelingsactrice van Heijermans, die ook in veel andere stukken figureert. Naast Op hoop van zegen worden Schakels (1903) en De wijze kater (1917) klassiek.

Heijermans verhuist mede naar Berlijn omdat zijn stukken in Nederland niet auteursrechtelijk zijn beschermd. In Duitsland is dat wel het geval, omdat het buurland is aangesloten bij de zogenaamde Berner Conventie. In Berlijn schrijft Heijermans regelmatig over sociale misstanden en de deplorabele toestand van de arbeidersklasse. Zijn stuk Glück auf, (1911) over mijnwerkers, gaat in de Hollandsche Schouwburg in première. In juni 1911 richt Heijermans de NV Tooneelvereeniging op met hemzelf als directeur en zijn vaste spelers als acteurs. Aan schrijven komt hij aanvankelijk amper toe, hij vindt het lastig om te delegeren en lijdt verlies op verlies.

Het zijn bankiers en andere kapitaalkrachtigen die hem op de been houden. Heijermans krijgt voor zijn vijftigste verjaardag in 1914 fondsen aangeboden om zijn gezin te kunnen onderhouden, maar het huwelijk overleeft de spanningen niet. Vrouw en dochter vertrekken; een maand na de scheiding in 1918 huwt Heijermans de jonge actrice Anna Jurgens, met wie hij twee kinderen krijgt. Als Heijermans gepasseerd wordt voor het directeurschap van de Amsterdamse Stadsschouwburg, huurt hij Carré af voor grote spektakelstukken. Dat gaat twee seizoenen goed, de omvang van die zaal blijkt te hoog gegrepen. In 1924 publiceert hij nog Droomkoninkje, Een verhaal voor groote kinderen, opgedragen aan zijn jonge kinderen. Hij is dan al ziek. Hij overlijdt aan de gevolgen van kaakkanker op 22 november 1924.

Reputatie

Heijermans wenst geen joodse begrafenis, maar wil wel door ‘het volk uitgedragen worden’. Dat gebeurt ook. De SDAP en de vakbonden organiseren een grootse begrafenis vanuit Zandvoort, Heijermans sterfplaats, naar Zorgvlied aan de Amstel in Amsterdam. Het publiek staat rijen dik om de grote toneelschrijver en activist eer te betuigen. Een begrafenis van die omvang is in de decennia daarvoor alleen Domela Nieuwenhuis te beurt gevallen.

Na de dood van Heijermans zorgt een gelijknamige stichting voor levensonderhoud van zijn tweede vrouw en kinderen. Een beeld van Heijermans is op zijn honderdste geboortedag geplaatst in het Leidsebosje in Amsterdam. Over het leven van Heijermans verschijnt in 1996 een zeer persoonlijke biografie van Hans Goedkoop: Geluk. Het leven van Herman Heijermans. De titel is ontleend aan het eerste gelijknamige toneelstuk van Heijermans in 1882 bij het vijfentwintig jarig huwelijksfeest van zijn ouders.

Biografische teksten in de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren (DBNL)

1905 Anoniem. ‘Bibliografie’. In: ‘Groot Nederland. Jaargang 3’.

Citaat:

Elke aankondiging van weer een nieuwen bundel Falklandjes is opnieuw een eere-saluut aan het talent, den geest en de productiviteit van Heijermans. Want elke bundel brengt daarvan nieuwe blijken. Hij heeft in ons land dat feuilleton-genre gecreëerd en ondanks tal van navolgers blijft hij er de primus in. Hij is er zelf wel eens tegenop gekomen, dat men dit werk op eenigszins onachtzamen of geringschattenden toon besprak, het vergelijkend met zijn anderen arbeid, en ik vind met recht. Want zoo in eenig werk van hem zich sterk een markante zijde van zijn persoonlijkheid zich uit, dan stellig in dit.

Volledige tekst

1910 Cam. Poupeye, ‘Boekennieuws’ (recensie van ‘Verzamelde toneelspelen en opstellen over tooneel’). In: ‘Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1910’.

Citaat:

Gelukkig doet Heyermans iets meer dan beschouwingen ten beste geven over tooneel. Uit zijn eigenlijke scheppingen verdringt de dichter-denker den advocaat-fraseur, en daar juist blijkt hij te wezen een man van geestdriftig geloof - een geloof, dat wat men ook zegge van 't voorwerp er van - toch is een geloof met het gehalte van een deugd, van een edelmoedigen ijver om, in naam van een betere toekomst te bereiken door menschelijke inspanning, elk in zijn sfeer ten voordeele van de kleinen en ongelukkigen zijn uiterste beste te doen.

Volledige tekst

1920 Jan de Vries, ‘Ibsen en Heyermans’. In: ‘Onze Eeuw. Jaargang 20’.

Citaat:

Heyermans zal het Noorsche drama [‘Steunpilaren der Maatschappij’ van Ibsen] wel hebben gekend. Misschien ook niet. Wat doet dat er ook toe? Het zou waarlijk geen schande zijn te werken naar zoo'n voorbeeld, en Heyermans had bovendien slechts zijn eigen oorspronkelijkheid bewezen, want het motief van Ibsen's drama is in zijn geest herschapen tot iets geheel nieuws, dat juist zoover van het oude afstaat, omdat het er in enkele opzichten mee verwant is. (…) Een overeenstemming treft bij hen juist door het nog grootere verschil, dat erdoor wordt blootgelegd. De wrakke scheepswand als de scheiding tusschen zich en den dood gebruiken beide dichters; maar Ibsen heeft het in deze woorden van ingehouden en trillenden weemoed: ‘met een dunne plank tusschen zich en den afgrond’, aangrijpend, omdat het zoo simpel en zuiver is gezegd. Heyermans legt donkerder dreiging in zijn woorden ‘door 'n duimsplankie van de eeuwigheid gescheiden’, maar ze typeeren tijdelijk een weekere sentimentaliteit.

Volledige tekst

1924 Menno ter Braak, ‘Herman Heijermans †’ (29 november 1924). In: Menno ter Braak, ‘De Propria Curesartikelen 1923-1925’ (ed. Carel Peeters) (1978).

Citaat:

Heijermans was een schrijver van en voor het volk. Een opgroeiend geslacht, niet lang nog voor ons, heeft hem gevierd, zijn tendentieus naturalisme als een evangelie ingehaald. Zijn optreden was een geweldig moment in de geschiedenis der ontroeringen; een ongekend enthousiasme moet de schouwburgen vervuld hebben, waarvan wij ons geen voorstelling meer kunnen maken; want ik wil hier eerlijk bekennen, dat de sfeer van Heijerman's realisme mij geheel en al vreemd is. Er zijn na deze strijdbare en sociaal-georiënteerde geest andere denkbeelden opgekomen, die thans met evenveel recht vragen om gehoord te worden. Zij nemen ons in beslag en het oude vergaat misschien te snel...

Volledige tekst

1964 S. Carmiggelt, ‘Inleiding’. In: Gerrit Borgers, Jurriaan Schrofer, W.J. Sutherland, A.P. Verburg, Ellen Warmond en Simon Carmiggelt, ‘Herman Heijermans’. (Schrijversprentenboek 11).

Citaat:

Al heeft Heijermans bij zijn leven grote successen behaald - gemakkelijk heeft hij het nooit gehad. Zijn vader bestemde hem voor de handel en een handelsman was hij nu juist niet, dat heeft hij in zijn jeugd ervaren (het letterkundig museum bevat nog een catalogus van de artikelen die zijn firma op de markt bracht en die hij zelf schreef) en in zijn laatste jaren, toen zijn toneelgezelschap, waarvan hij zelf met onkoopmannelijke luchthartigheid, alle financiële risico's droeg, ten onder ging en hem, met schulden beladen, achterliet.

Die schulden hebben hem, in zijn laatste jaren, gedwongen tot een bovenmenselijke hoeveelheid broodschrijverij.

Volledige tekst

1976 G.P.M. Knuvelder, ‘Prozaschrijvers’. In: G.P.M. Knuvelder, ‘Handboek tot de geschiedenis der Nederlandse letterkunde. Deel 4’.

Citaat:

Heijermans blijkt ook en vooral in zijn toneelwerk een gedrevene, geboren om te getuigen tegen al wat hij zag als levensverminking en levensverenging: zijn protest gold vóór alles de sociale wantoestanden waarvan vooral de lagere standen - arbeiders, vissers, mijnwerkers - het slachtoffer waren; hij is socialistisch strijder tegen de levensverminking van het proletariaat, gedreven als hij werd door de behoefte aan een betere, schonere toekomst voor allen. Kritiek op de werkelijkheid vloeit voort uit de droom van de idealist. - Daarnaast protest tegen de levensverenging die hij de mens in het algemeen, en de vrouw in het bijzonder meende te zien aangedaan door maatschappelijke en religieuze ‘conventies’ en ‘vooroordelen’; anti-religieus en voorstander van vrijer liefdesverhoudingen dan in zijn tijd de normale waren, heeft hij verschillende toneelspelen geschreven die sterke weerstanden opriepen bij aanzienlijke delen van ons volk.

Volledige tekst

1985 H.H.J. de Leeuwe en red., ‘Heijermans, Herman’. In: G.J. van Bork & P.J. Verkruijsse (red.), ‘De Nederlandse en Vlaamse auteurs van middeleeuwen tot heden met inbegrip van de Friese auteurs’.

Citaat:

Heijermans' grootste betekenis ligt op het gebied van het toneel. Hij bezat een feilloos dramatisch instinct en wist dat de taal die zijn figuren zouden spreken, niet literair bepaald moest zijn en moest voortkomen uit hun gebaar: woord en gebaar dienden één te zijn. In een tijd waarin de stijlwisselingen van realisme tot expressionisme elkaar in snel tempo opvolgden koos hij uit de artistieke mogelijkheden wat voor hem geschikt en tevens typisch Nederlands was. Ibsen was zijn vroedmeester (getuige Dora Kremer, 1893) en zijn ontwikkeling lijkt op die van Gerhart Hauptmann. Wat klimaat en vorm betreft is het Nederlandse werk ondenkbaar zonder het Duitse. Maar de verschillen prevaleren: Heijermans is veel directer, concreter en meer geëngageerd.

Volledige tekst

1986 E. de Jong, ‘Herman Heijermans / S. Falkland 1864-1924’. In: Anton Korteweg en Murk Salverda (red.), ‘’t Is vol van schatten hier...’ (2 delen).

Citaat:

Een andere technische vernieuwing is de wijze waarop Heijermans aan het uitgebeelde milieu dramatische kracht geeft. Het boeiende van een ontwikkelingsdrama is de uitbeelding vàn de ontwikkeling. Die mogelijkheid om zijn drama boeiend te maken heeft de schrijver van een statisch drama niet. Met name in Ahasverus en Ora et labora maakt Heijermans hiertoe gebruik van een speciaal soort contrastsituatie, waarbij een uitgebeelde situatie contrasteert met een niet uitgebeelde: iets wat gezegd of gedaan wordt, vormt een schrijnend contrast met wat gezegd of gedaan zou zijn in een gelukkiger situatie en geeft daardoor aan de uitgebeelde situatie een scherp accent. In plaats van het traditionele conflict protagonist-antagonist dus een soort situatie-‘conflict’. Aan de uitgebreide toepassing van dit situatieconflict danken genoemde drama's hun kracht.

Volledige tekst

1989 Romain Debbaut, ‘Specificiteit van het Nederlandse naturalisme’. In: Romain Debbaut, ‘Het naturalisme in de Nederlandse letteren’.

Citaat:

Ook bij Heijermans klinkt, ondanks alles, hoop door; al is de toestand nù hopeloos, zijn figuren - zeker de sociaal geëngageerden - leven in de zekerheid dat het beter wordt, onvermijdelijk. ‘Ik schrijf met een ontzaglijk optimisme’, want ‘onze levensbeschouwing, ik mag hier zeggen onze, heeft een blijmoedigen horizon’, zegt hij in een interview, en van dat op zijn marxistische inspiratie gefundeerd optimisme geven ook zijn personages blijk.

Volledige tekst

1991 Mary G. Kemperink, ‘Het Nederlands naturalistisch toneel (1890-1900). Een profielschets’. In: ‘De Nieuwe Taalgids, 84’.

Citaat:

Het is duidelijk dat Heijermans hier [in Dora Kremer] probeert door allerlei voor de toeschouwer waarneembare trekjes - Dora's gelaatstrekken, haar gestalte, haar kleding en haar manier van doen - een indruk te geven van wat voor iemand zij is en in welke omstandigheden zij verkeert. Uiterlijk en innerlijk zijn daarbij nauw met elkaar verweven. Een slanke gestalte en een bleke gelaatstint combineert hij met een opgewonden karakter. Alledrie zijn dit kenmerken van het zogenaamde nerveuze temperament. Heijermans sluit hiermee aan bij de temperamentenleer, zoals die in zijn tijd in brede kring werd aangehangen. De negentiende-eeuwse positivistische neiging om met behulp van deze leer de psyche vanuit de fysiologie te verklaren, spreekt ook uit veel naturalistische romans en verhalen. In die zin kan Dora Kremer de toneelzuster van Eline Vere genoemd worden.

Volledige tekst

1994 Martin Zuidhof, ‘“Men geeft een auteur van een bepaald merk uit, of niet.” De conflicten van Herman Heijermans met zijn uitgever C.A.J. van Dishoeck, 1904-1924’. In: ‘Jaarboek Letterkundig Museum 4’.

Citaat:

De geldzorgen namen nog toe toen Heijermans' succes begon te tanen. Het toneelstuk Uitkomst werd bij de eerste opvoering in november 1907 een flop, in plaats van dat het geld in het laatje bracht. Heijermans' financiële situatie werd nu zo precair, dat hij zich liet verleiden tot speculatie, ook al was dat voor een sociaal-democraat een ongebruikelijke stap. Via de beleggingsmaatschappij Bon en Fritz kocht hij aandelen van Amerikaanse spoorwegondernemingen.4 De aandelen kelderden korte tijd later, waardoor Heijermans even later weer net zo armlastig was als voorheen. Heijermans zag in 1907 nog maar één uitweg uit zijn geldproblemen: hij meende als literator betere bestaansmogelijkheden in het Duitse taalgebied te hebben en besloot daarom zich in Berlijn te vestigen.

Volledige tekst

1996 Jan Fontijn, ‘Het leven van Herman Heijermans’. In: ‘Ons Erfdeel. Jaargang 39’.

Citaat:

Heel dichtbij brengt Goedkoop de lezer ook bij de avond, waarop Heijermans Marie Peers ontmoet, een mooie soubrette bij het variété, zijn latere vrouw. Zo begint de beschrijving van die avond als volgt: ‘Een lauwe avond, laat in de zomer van 1895. Aan de kassa van Frascati, Prot, een zaal in Franse stijl aan de Plantage Middenlaan, stond Leo de Leeuwe om een uur of acht, naar zijn herinnering, te keuvelen met de bureaulist.’ De biograaf heeft maar een beperkt aantal feiten over die avond ter beschikking. Heijermans heeft die ontmoeting echter kort daarna in fictie omgezet. Goedkoop gebruikt die fictie om het verhaal van die avond te voltooien en weet aannemelijk te maken dat Heijermans hier en daar in zijn fictie de werkelijkheid naar zijn hand heeft gezet.

Volledige tekst

2000 Jan Bank en Maarten van Buuren, ‘Stadscultuur’. In: Jan Bank en Maarten van Buuren, ‘1900 Hoogtij van burgerlijke cultuur’.

Citaat:

Het grootste succes behaalde Heijermans met zijn drama over Scheveningse vissers, Op hoop van zegen, dat op kerstavond van het jaar 1900 in première ging in de Hollandse Schouwburg in de Amsterdamse uitgaanswijk de Plantage. Het stuk was in een razend tempo ingestudeerd. Drie bedrijven had de auteur op 5 december ingeleverd, het vierde eerst een week voor de première. In het stuk staan een hardvochtige reder tegenover een vissersvrouw, Kniertje, die man en drie zonen verliest. ‘Nog blijft de herinnering bewaard aan die stille, treffende dramatiek van Esther de Boer als Kniertje, haar levensrol’, schreef de toneelhistoricus Hunningher. Na vijf maanden kon de honderdste voorstelling worden aangekondigd.

Volledige tekst