Herman Heijermans Lof & Blaam

Herman Heijermans Lof & Blaam

Lof & Blaam: Herman Heijermans

1904 J.N. van Hall, in een bespreking van ‘Bloeimaand van Herman Heijermans’. In: 'De Gids. Jaargang 68'.

Citaat:

Ik weet dat de heer Heijermans zulke dingen als compositie, karakterteekening, botsing van karakters, strijd der hartstochten, opzet, verwikkeling, ontknooping, en alles wat met ‘technische bekwaamheid’ in verband staat, als overtolligheden beschouwt; maar ik weet ook, dat zonder dat alles een stuk niet meer zijn kan dan een meer of min aardige of droevige vertooning, die een voorbijgaande nieuwsgierigheid, maar geen diepere belangstelling wekken kan, en met den tijd, die het zag geboren worden, vergaat.

Volledige tekst

1924 ‘Herman Heijermans’. In: 'Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 24'.

Citaat:

Heijermans was de schepper in ons land van het sociale drama. Zelf socialist, putte hij zijn stof uit den maatschappelijken strijd zijner dagen. Dit heeft hem het nadeel gebracht, dat toen de toestanden zich wijzigden, zijn werk in weerwil van het groot dramatisch talent er aan besteed, snel verouderde.

Volledige tekst

1924 ‘Herman Heijermans’. In: 'Den Gulden Winckel. Jaargang 24'.

Citaat:

Nu Herman Heyermans - over wiens werk we hier niet zullen uitweiden - na een heroïsch en smartelijk lijden eindelijk de rust heeft gevonden en van ons is heengegaan, nu voelen we allen wroeging en berouw, dat we hem, den lieven Mensch, niet vroeger veel meer blijken hebben gegeven van waardeering: geestelijk en stoffelijk. - En onze vaderlandsche geschiedenis zou een zwarte bladzijde méer tellen, indien thans Heyermans' gezin aan de materieele ontbering werd blootgesteld: iets wat de idealistische werker vooral gedurende den laatsten tijd zoo sterk gevreesd heeft.

Volledige tekst

1976 G.P.M. Knuvelder, ‘Proza-schrijvers’. In: 'Handboek tot de geschiedenis der Nederlandse letterkunde. Deel 4'.

Citaat:

Heijermans heeft overigens een breed oeuvre op zijn naam staan, geinspireerd vooral door zijn verontwaardiging over sociale en daaruit voortvloeiende misstanden in de persoonlijke sfeer. Hoewel beïnvloed door de Tachtigers, was hij toch krachtens zijn persoonlijke inspiratie een duidelijk geëngageerd auteur. Doordat hij bovendien een uitstekend schrijver was, trok zijn werk in die tijd terecht sterk de aandacht. Aandacht viel daarbij uiteraard ook op de soms nogal eenzijdige belichting van de problemen die uit zijn stellingname voortvloeide, maar de artistieke kwaliteit in strikte zin werd daardoor toch niet wezenlijk geschaad. Behalve door zijn strijdbaarheid, die hem - in die tijd - tot het socialisme bracht en aan welke strijdbaarheid hij uiting gaf in de redactievoering van zijn tijdschrift De jonge Gids (1897-1900), werd Heijermans' persoonlijkheid gekenmerkt door een sterke gevoeligheid en een uitgesproken gevoel voor humor.

Volledige tekst

1985 G.J. van Bork en P.J. Verkruijsse (red.), ‘Heijermans, Herman’. In: 'De Nederlandse en Vlaamse auteurs van middeleeuwen tot heden met inbegrip van de Friese auteurs'.

Citaat:

Heijermans achtte het schrijven van literair werk slechts verantwoord als dit in directe betrekking stond tot de realiteit en deze trachtte te beïnvloeden. Hij wees kunst af als zij alleen maar luxe en vermaak beoogde; ze moest een functie hebben in de maatschappij. Binnen de tegenstellingen van zijn tijd koos hij voor het socialisme en droeg dat in zijn werk uit. Terwijl hij zich duidelijk distantieerde van de `l'art pour l'art'-doctrine van de Tachtigers en hun politieke afzijdigheid, onderging hij toch hun invloed voor wat de literaire vormgeving betreft.

Volledige tekst

Lof & Blaam: 'Kamertjeszonde'

1897 A.G.v.H., in een bespreking van 'De Jonge Gids', onder redactie van Herm. Heyermans. In: 'De Gids. Jaargang 1897'.

Citaat:

Wie, na kennis genomen te hebben van den inhoud van deze eerste aflevering [van De Jonge Gids], zich op dit tijdschrift abonneeren, worden door gemoedsbezwaren op het punt van smaak, zedeleer en godsbegrippen zeker niet te zeer gekweld, zoodat de redactie op hare beurt van hen geen last zal hebben. En zij ontvangen wat zij verdienen, wanneer hun maand aan maand, onder meer, stukken worden voorgezet zooals thans ‘Kamertjeszonde’ en ‘Bordeelschets’, vol smerigheden, vol walgelijke en liederlijke taal, vol schaamtelooze, gewild obscene tooneelen, die als pronkstukken zeker van onvervalscht realisme - men kent die pretentie! - de aantrekkelijkheid van dit nieuwe tijdschrift zullen moeten uitmaken.

Volledige tekst

1899 ‘Boekennieuws’. In: 'Neerlandia. Jaargang 3'.

Citaat:

Al kunnen we dus den schrijver niet in alles volgen, al houden wij persoonlijk niet veel van het verdedigen eener thesis in een roman, al moeten we nu en dan wel eens lachen, - o.a. om de warmte waarmee, b.v., de theorie der vrije liefde, die van 't vrije huwelijk, en meer andere verdedigd worden, - toch moeten we erkennen, dat we hier voor een boek staan van meer dan gewone waarde, dat verre boven vele boeken van dezen tijd staat, omdat het doorleefd is, omdat we er een hart in voelen kloppen, - om het even waarvóor het klopt, - omdat we voelen dat de bijtitel: Herinneringen geen logen is.

De schrijver mag zich hier terecht kroniekschrijver heeten, kroniekschrijver, zooniet van zijn eigen leven, dan toch van een leven, dat hij met passie bestudeerd heeft, en, met bloed en tranen doormengd, voor ons oog ontrolt: want dit is de zeldzame en eerste verdienste van: Kamertjeszonde: de waarheid die er uitspreekt, en die het tot kunstwerk maakt.

Daartoe zal men nog den schrijftrant mogen voegen, die zóó kernachtig, zóó pittig en zóó los en zwierig, vooral in de samenspraak, is, dat we er bezwaarlijk ietsnaast kunnen leggen uit het muffe, dillettanten prozaliteratuurtje dat in Holland bloeit, - tenzij de Interieurs van Hermann Heyermans Jr., waarvan we hier vele hoedanigheden in terugvinden.

Om te eindigen: een boek dat men nu juist niet in het bereik van kinderen of kostschooldametjes moet laten, maar dat men niettemin bewaren moet als eene oprechte uiting van eene waarheid, en tevens als eene brok eigenaardige en levende literatuur.

Volledige tekst

1922 J. Eikema de Roo, in een bespreking van de tiende druk van 'Kamertjeszonde'. In: 'Den Gulden Winckel. Jaargang 21'.

Citaat:

De druk-doenerige, opdringerig-ikkige, naar querulantie zweemende voorredenen, met haar, boven ordinaire gijn niet uitkomende, pogingen tot galgenhumor, verleiden tot de vraag of het zoo rumoerig onmisbaar achten van nadere toelichting niet wijst op het onbewust besef van een tekort in het werk zelf. […] Blijft nog de mogelijkheid om den schrijver te danken voor wat er aan warme menschelijkheid, schoone verontwaardiging, innerlijke bewogenheid, edele haat en zuiver gevoel in zijn boek leeft (de bladerende hand toeft bij den dood van Stien en bij het zieke Kaatje) - maar zou het daarbij aanzwellend geluid van veler, veler instemming niet op een begin van succes gaan lijken? En succes is wel het laatste en onaangenaamste, dat men Heijermans toewenschen kan.

Volledige tekst

1985 G.J. van Bork en P.J. Verkruijsse (red.), ‘Heijermans, Herman’. In: 'De Nederlandse en Vlaamse auteurs van middeleeuwen tot heden met inbegrip van de Friese auteurs'.

Citaat:

Met intensiteit tekende Heijermans in zijn romans en novellen de situatie van de jonge idealist die (tevergeefs) in opstand komt tegen de gevestigde orde, bijv. in zijn roman Kamertjeszonde (1898), die sterke protesten opriep vanwege de openlijke seksualiteit erin en de kritiek op de geldende huwelijksmoraal.

Volledige tekst

1989 Romain Debbaut, 'Het naturalisme in de Nederlandse letteren'.

Citaat:

Hèt succes werd echter Kamertjeszonde (1896), in 1907 al goed voor de zevende druk, dit tot ongenoegen van de auteur die in een voorwoord tot de vijfde en de zevende druk verbolgen te keer ging tegen het Hollandse leespubliek, dat het boek niet las om de boodschap - de bourgeoisinstelling huwelijk is dringend aan herziening toe -, maar om de sensatie. De lezers kwalificeerde hij onomwonden als ‘geilgraag’, en hij verweet hun dat ze het boek als zedeloos en ruw ‘bemodderd’ hadden. De vlotte verkoop ervan steunt volgens hem op een door hemzelf niet gezocht schandaalsucces (al kan niet worden ontkend dat Kamertjeszonde inderdaad soms nogal schokkend aandoet). Het publiek lijkt deze boodschap best ‘begrepen’ te hebben: Kamertjeszonde verkocht nog beter dan voorheen, en in 1923 beleefde het zijn twintigste druk, waarmee het dè klapper van het Nederlandse naturalisme werd.

Volledige tekst