J.J. Cremer Erfenis

J.J. Cremer Erfenis

1. Genootschappen en verenigingen

Letterlievende Vereniging J.J. Cremer

Haarlem kent meer dan tien amateurtoneelverenigingen. De Letterlievende Vereniging J.J. Cremer, kortweg ‘Cremer’, opgericht op 2 april 1882, is daarvan de oudste. De circa 300 donateurs (die het vaste publiek vormen) en twintig spelende en werkende leden tonen aan dat Cremer na meer dan 125 jaar ‘nog altijd springlevend is’. Het gezelschap brengt naast klassieke stukken van Shakespeare en Tsjechov ook moderne klassiekers van Pinter, Claus en Goldoni.

Doel van de vereniging bij de oprichting in 1882 was ‘onder beoefening van Toneelkunst eeniger winteravonden in gezelligen kring door te brengen’. Oorspronkelijk zou de naam dan ook ‘Onder ons’ zijn. Die viel echter niet bij iedereen in goede aarde. Uit bewondering voor de toen zeer gevierde schrijver J.J. Cremer die kort daarvoor overleden was, vroeg en kreeg men van diens weduwe toestemming de naam te wijzigen in Letterlievende Vereniging J.J. Cremer. Dat ‘letterlievende’ kreeg invulling door letterkundigen van naam uit te nodigen voor het houden van lezingen en voordrachten en het organiseren van wedstrijden in ‘Uiterlijke Welsprekendheid’. Van 1885 tot ver in de vorige eeuw waren leden van de familie Cremer beschermheer van de vereniging.

Uiteraard speelde de vereniging in de loop der jaren ook werk van de schrijver naar wie zij was vernoemd. Zo werd zijn stuk Emma Berthold meermaals opgevoerd, respectievelijk bij haar 10- en 30-jarige jubileum in 1892 en 1912. Bij het 80-jarig bestaan werd het als Familie Berthold in een bewerking van Henk Bakker opgevoerd.

2. Monumenten en gedenkplaatsen

Gedenksteen en zelfportret Dorpsstraat 66, Loenen

Na zijn huwelijk vestigde J.J. Cremer zich met zijn echtgenote in Loenen a/d Vecht. Ze betrokken het huis aan de Dorpsstraat 66. Daarop is een zandstenen gedenksteen aangebracht, met de inscriptie ‘J.J. Cremer 1852-1857’.

Op de dag van de verhuizing, 30 april 1857, tekende hij een zelfportret met gedicht op een binnenmuur van het huis, aan de bedstededeur. In Loenen waar hij tot 1857 woonde, schreef hij onder meer zes Betuwsche novellen, een aantal korte schetsen en zijn tweede roman, Daniel Sils (1855-1856), die hem weinig genoegen verschafte.

Cremerbank, Scheveningse bosjes

Het was de wens van J.J. Cremer om niet met een grafmonument maar met een bank op een mooie plaats in de natuur te worden herdacht. Met de naar hem vernoemde bank in de Scheveningse Bosjes in Den Haag werd die wens vervuld. De bank is ontworpen door de architect Hugo Pieter Vogel die onder meer ook verantwoordelijk was voor de verbouwing van de schouwburg in Utrecht, de nieuwe stadsschouwburg in Groningen en de Koninklijke Stallen in Den Haag.

3. Musea en bibliotheken

Letterkundig Museum, Den Haag

De collectie brieven en handschriften van J.J. Cremer in het Letterkundig Museum is van bescheiden omvang. Erg bijzonder is het dossier met betrekking tot Fabriekskinderen, door het museum in 1997 verworven. Het bevat onder meer een kladhandschrift van dat werk en een brief van minister J.R. Thorbecke van Binnenlandse Zaken, waarin hij Cremer bedankt voor het toegezonden exemplaar. De collectie bevat verder enkele brieven van Cremer aan Frits Smit Kleine en H.J. Schimmel, evenals een handschrift van de Overbetuwsche vertelling ’t Reuske van ’t dorp uit 1876. Een van J.J. Cremers schilderwerken, Duinlandschap, is te bewonderen in de tentoonstelling Het Pantheon.

Zie voor een overzicht van alle documenten van J.J. Cremer in het Letterkundig Museum de Catalogus.

Koninklijke Bibliotheek, Den Haag

De collectie manuscripten van J.J. Cremer in de Koninklijke Bibliotheek omvat circa 1 meter publicaties. Een volledig overzicht ervan is te vinden in de standcatalogus op de afdeling Bijzondere Collecties. Op de website van de Koninklijke Bibliotheek is het volgende te lezen: ‘Min of meer bij toeval verwierf de antiquaar GW Gijsbers in 1948 een omvangrijke verzameling manuscripten van Jacob Jan Cremer (1827-1880). Nadat bibliothecaris L. Brummel door de publicatie van het proefschrift van pater Hugo Sanders op het bestaan daarvan was geattendeerd, wist hij de collectie voor de KB te verwerven. (…) De collectie is interessant omdat er in een aantal gevallen naast definitieve versies ook kladversies bewaard zijn gebleven. Ook zijn er eigenhandige afschriften van novellen, die Cremer speciaal met het oog op de voordracht voor het publiek vervaardigde. Sommige manuscripten bevatten pentekeningetjes van Cremers hand, daarnaast zijn er enige brieven en wat andere documenten aanwezig.’

Gemeentemuseum, Arnhem

‘Wederom heeft het Arnhemsche Gemeentemuseum enkele waardevolle schenkingen ontvangen, welke in de koepelzaal van het museum worden geëxposeerd. De eerste is een schilderij dat de Wodanseiken te Wolfheze voorstelt, door Jacob Jan Cremer, gedateerd 1849.’ Dat was te lezen in Utrechts Nieuwsblad van 19 juni 1942. Het schilderij is een olieverf op doek, van 81 bij 114 cm.

Rijksmuseum, Amsterdam

‘Schilderijen van Cremer worden zelden aangeboden, maar in 1992 slaagde het Rijksmuseum erin een representatief werk van hem aan te kopen, een ‘Gelders Boslandschap’ uit 1849,’ schrijft Henk Eyssens in ‘Het dossier “Fabriekskinderen”: J.J. Cremer’.

4. Websites