J. Slauerhoff Lof & Blaam

J. Slauerhoff Lof & Blaam

Lof & Blaam: J. Slauerhoff

1924 Roel Houwink, in een bespreking van Archipel. In: 'Den Gulden Winckel. Jaargang 23'.

Citaat:

Tegen de vaart van zijn rhythme weet soms zijn talent geen stand te houden; dan verbrokkelt het vers en loopt vast in een onbeholpen stameling. Maar het neemt niet weg de belangrijkheid van een dichterlijke figuur als deze in Holland, wier ‘psychische universaliteit’) (ondanks een oud-vaderlandsche liefde tot zwerven en zee) geheel samenvalt met de huidige Europeesche geestesgesteldheid. Moge Slauerhoff door een uit telkens verdiept inzicht gewonnen zelf-bedwang zijn gaven volkomen weten aan te passen aan zijn temperament!

Volledige tekst

1925 D.A.M. Binnendijk, ‘Over J. Slauerhoff’. In: 'Den Gulden Winckel. Jaargang 24'.

Citaat:

Een angst voor kwetsuur drijft dezen dichter naar een wereld, waar hij zichzelf vermag kwijt te raken en waar zijn gevoel een eigen objectief leven kan aannemen. […] Wat echter het levende aan deze afgelegen werelden verleent is zijn ‘realisme’. Slauerhoff blijkt evenzeer gevoelsrealist als romantisch fantast. […] Wat Slauerhoff's realisme ontsluiert, verhult zijn romantisch gevoel weer in een visie, die, langzaam ontstaan, zich aan de afzonderlijke waarnemingen verzadigt en door de harde tastbaarheid der realia heen de atmosfeer ontwikkelt eener voldongen wereld.

Volledige tekst

1946 Menno ter Braak, ‘Het leven van poëzie’. In: 'Gesprek met de onzen'.

Citaat:

Het feit, dat Slauerhoffs poëzie en persoonlijkheid zich in den loop van tien jaar betrekkelijk gelijk zijn gebleven, zonder dat daardoor zijn poëtische inspiratie is verslapt en zijn vormkracht is verschraald, bewijst alleen al, dat wij in Slauerhoff in den volsten zin des woords een groot dichter bezitten. Geen groot denker, geen belangrijk theoreticus, geen revolutionnair der ideeën: niets meer, maar ook niets minder dan een groot dichter.

Volledige tekst

1979 H. Marsman, ‘J. Slauerhof’. In: 'Critisch proza'.

Citaat:

Dat Slauerhoff slordig was, dozijnen onvolwaardige verzen geschreven heeft en uit onverschilligheid, vermoeienis en weerzin hele stukken van zijn werk onverzorgd liet liggen en onvolgroeid de wereld inzond, wie zal het loochenen? Dat grootspraak en drakerigheid sommige gedeelten van zijn poëzie ontsieren - ook dat kan men rustig erkennen. Er staat, en niet alleen technisch, maar ook aan menselijke substantie en op het stuk van poëtische cultuur echter zoveel tegenover, dat zijn werk er in wezen niet minder om wordt.

Volledige tekst

1980 Bert Bakker, Gerrit Borgers, Jan Hulsker, C.J. Kelk, K. Lekkerkerker, Jurriaan Schrofer, Ellen Warmond en F.C. Terborgh, 'J. Slauerhoff' (Schrijversprentenboek 6).

Citaat:

Hij was een ongeduldig man, hartstochtelijk en gevoelig. Hij wilde stormenderhand veroveren wat de traagheid van het menselijk bestaan slechts in eindeloos kerenden kringloop laat benaderen. Hij doorzag te vlug en wilde verder, en kregelheid wekte elke rem, elk besef van grenzen. Een zwak lichaam, een astmatische aanleg gunde hem geen vegetatieve rust, geen genot zonder spanning. […]

Soms had hij de behoefte zijn omgeving te schokken en deed het op een wijze die bij den ander slechts een glimlach kon wekken. Er bleek dan vooral zijn onverdorvenheid, een jongensachtigheid, een ongebroken jeugdige benadering, die voorrecht is en noodzaak voor den werkelijk scheppenden mens.

Volledige tekst

Lof & Blaam: 'Het verboden rijk'

1932 Van Vriesland, 'Onderzoek en vertoog'. In: Hans Anten, 'Van realisme naar zakelijkheid. Proza-opvattingen tussen 1916 en 1932'.

Citaat:

Wellicht ten overvloede: een zakelijke stijl is goed te harmoniëren met bijvoorbeeld een ‘romantische’ inhoud, het komende proza behoeft ‘waarachtig niet alleen zakelijk’ te zijn, stelde Marsman reeds. In een ander opstel licht Van Vriesland dat aan de hand van Slauerhoffs roman Het verboden rijk (1932) toe. Van Vriesland komt tot de volgende paradoxale bevinding: ‘De romantiek, die de werkelijkheid beschouwelijk, van het innerlijk affectleven uit, omvormt, subjectiveert, idealiseert, heeft een natuurlijken en zakelijken uitdrukkingsvorm. Onzakelijk daarentegen is de observerende, objectiverende, aesthetische en individualistische expressie van datgene wat het realisme nastreeft.’ In Het verboden rijk is Slauerhoff ‘de typischeromanticus, met al de van ouds daarbij behorende kenmerken van wereldverachting, mensen- en levenshaat, innerlijke eenzaamheid. Zijn uitdrukkingsvorm evenwel is, bij alle beeldend vermogen, zakelijk, en kan dus voor den oppervlakkigen beschouwer een uiting van realisme schijnen’.

Volledige tekst

1932 Everard Bouws, in een brief aan Menno ter Braak. Gepubliceerd in: 'Briefwisseling tussen Menno ter Braak en Everard Bouws 1930-1935'.

Citaat:

Voor mijn gevoel is, vergeleken met Een Vuistslag, Het Verboden Rijk, ondanks de onevenwichtigheid en het fragmentarische, zoo al niet een meesterwerk, dan toch een geslaagde roman.

Volledige tekst

1973 H.A. Gomperts, ‘De halve vrouw en de holle man’. In: 'Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden, 1971-1972'.

Citaat:

We hebben hier te maken met aan de ene kant een personage dat ondermijnd is door levensonlust, door een alles aantastend gevoel van verveling en weerzin, aan de andere kant met een groot dichter, die slecht behandeld is door zijn vaderland, eerst verbannen op grond van een ongeoorloofde liefde, later miskend. Het is duidelijk, dat men in beide gestalten representaties mag zien van de auteur: aan de ene kant zijn levensonlust, waarvan zijn onvolkomenheid als arts, zijn onvolkomenheid als zeeman slechts kleine facetten zijn; aan de andere kant de begaafde dichter in het ondichterlijke land, beknibbeld, becritiseerd en te laag geschat.

Volledige tekst

1982 Martinus Nijhoff, ‘Kroniek der Nederlandse letteren VI’. In: 'Kritisch en verhalend proza' (Verzameld werk II) (ed. Gerrit Borgers en Gerrit Kamphuis).

Citaat:

Een dergelijk besef van ‘het leven begint eerst als de afbraak voorbij is’ is de grondtoon van Slauerhoffs ‘Het verboden rijk’, een roman, die echter zo slordig geschreven is, zo met rukken en flarden van verbeelding ineengezet, dat ik hem lang niet overal kan volgen. Hij is onvolgbaar en men krijgt het gevoel dat de sporen moedwillig zijn uitgewist.

Volledige tekst

2001 Jaap Goedegebuure, ‘Postmoderne modernisten en modernistische postmodernen. Nederlandstalige schrijvers van de twintigste eeuw herlezen’. In: 'Nederlandse letterkunde 6'.

Citaat:

[…] Slauerhoff schreef met Het verboden rijk een verhalende tekst waarin andermaal wordt gebroken met de conventionele grenzen van tijd en ruimte. Nadat de handeling is begonnen met het relaas van de Portugese kolonisatiepogingen in het verre Oosten gedurende de zestiende eeuw, ontwikkelt zich in de tweede helft van de roman een verhaalstreng die gaandeweg steeds sterker wordt vervlochten met oorspronkelijke lijn. Verleden en heden vallen tenslotte zelfs samen in één persoon, waarin de dichter Camoes en een anonieme marconist van de wilde vaart samensmelten.

Zoals Francken al eerder heeft betoogd, verliest het verwijt dat sommige critici Slauerhoffs verteller maken inzake de tijdsaanduidingen in deze context aan relevantie. Het verboden rijk is immers geen chronologisch vertelde avonturenroman of een historische roman met nauwkeurig verantwoorde data, maar een ideeënroman waarin de individuele tijd van leven is opgenomen in een alomvattende duur.

Volledige tekst