Jacques Perk Lof & Blaam

Jacques Perk Lof & Blaam

Lof & Blaam: Jacques Perk

1882 C. Vosmaer, in een voorrede bij: Jacques Perk, 'Gedichten' (ed. Fabian Stolk 1999).

Citaat:

Weldra leerde ik Jacques Perk persoonlijk kennen. Hij was een rijzige jongman; het weibesneden gelaat in oogen en mond vol beweeglijkheid en uit- drukking, de dikke, blonde haarbos golvend om het hoofd, met levensvol en luimig woord, vurig bezield voor zijne kunst en met al den overmoed eener welig opwellende gave van uiting.

Volledige tekst

1883 ‘Letterkundige kroniek’. In: 'De Gids. Jaargang 1883'.

Citaat:

Perk schildert meesterlijk en aangrijpend. Welk een koloriet en welk een taalmuziek soms, welk een fijnheid van tinten! Het beeldend vermogen van dezen jongen man, de genialiteit waarmede hij de taal dwingt penseel te worden, en met één enkel woord u een natuurtafereeltje treffend van waarheid voor de oogen toovert, zijn verbazend.

Volledige tekst

1889 Jan ten Brink, ‘Algemeen overzicht’. In: 'Geschiedenis der Noord-Nederlandsche letteren in de XIXe eeuw. Deel 3'.

Citaat:

Duisterheid ontstaat bij Jacques Perk door de inspanning, om de fijne, veelkleurige gewaarwordingen in zijne binnenborst, veroorzaakt door zijn hartstocht voor het schoone, in geestdriftige sonetten te vertolken. De lezer moet dikwijls te veel tusschen de regelen lezen. Dit, en de natuurlijke ijdelheid van jonge kunstenaars, die hunne personen zoo gaarne als de centra der hun bekende wereld beschouwen, maken de zwakke zijde zijner sonetten uit.

Volledige tekst

1890 Willem Kloos, ‘Vosmaer en de moderne Hollandse literatuur’. In: 'De Nieuwe Gids. Jaargang 6'.

Citaat:

Jacques Perk, die, in Januari van het jaar 1880, de ‘Mathilde’ had voleindigd, en die daarmede, zonder het zelf te weten, den allereersten steen onzer jonge literatuur had gelegd, Perk was, in den grond van zijn wezen: antirevolutionair. Hij wilde niets liever dan met de gestelde machten meêgaan, en onder hen opgroeien, hij twijfelde geenszins aan hunne grootere bekwaamheid […].

Volledige tekst

1903 Albert Verwey: ‘Jacques Perk herdacht’. In: 'De Twintigste Eeuw, Sept. 1903'.

Citaat:

‘Perk was de dichter die in zijn korte leven maar juist den tijd had om zijn denkbeeld geheel te uiten. De gedachte van een schoonheid die in de werkelijkheid verloren, in de verbeelding wedergevonden wordt, bewoog hem als knaap tot haar behandeling in briefvorm, zij genoot de veelzijdigheid van haar bestaan in Mathilde, zij nam afscheid, droevigst en schoonst, in Iris. Hij uitte haar; maar den juisten blik op die uiting had hij niet.

Hij zag niet: den aard van haar voortreffelijkheid.

En hij zag niet: haar beteekenis voor de nederlandsche Poëzie.

Volledige tekst

Lof & Blaam: 'Gedichten'

1882 C. Vosmaer, in een voorrede bij: Jacques Perk, 'Gedichten' (ed. Fabian Stolk 1999).

Citaat:

De volle maat van zijn gerijpt talent heeft Jacques Perk in de Iris, zijnen zwanenzang, gegeven. […] Bij stoutheid van opvatting, hoog dichterlijke fantasie, en met eene samensmelting van Helleensche beeldspraak en moderne diepte van zin, heeft dit prachtige gedicht eene muziek van klanken en rythmen, eene plechtige voornaamheid, welke als geheel in onze poëzie nieuw is.

Volledige tekst

1882 Willem Kloos, in de inleiding van: Jacques Perk, 'Gedichten' (ed. Fabian Stolk 1999).

Citaat:

Jacques Perk had geleden, wat hij zong, en er lacht door de Mathilde eene idylle uit het leven, zooals er van achter Iris de tragoedie van een menschenhart wenkt. De idylle verruischte in eene elegie, die dan in de breedere tonen van den hymnus overging, en de tragoedie treurde in 's dichters ziel, totdat de dood haar, voor zijn deel ten minste, ter ruste voerde.

Volledige tekst

1883 ‘Letterkundige kroniek’. In: 'De Gids. Jaargang 1883'.

Citaat:

In andere gedichten treffen wij meer bepaald sporen aan van kunstmatige rijpheid. Het zijn die verzen - soms zijn het slechts enkele strofen of versregels -, welke wij, al weten wij ook in sommige hunner (bijv. in Iris) de taalmuziek te waardeeren, gewrongen en duister meenen te mogen noemen.

Volledige tekst

ca. 1905 Albert Verwey, 'Inleiding tot de nieuwe Nederlansche dichtkunst'.

Citaat:

Nog eenmaal werd in Perk zijn schoonheidsverlangen tot een hymne. Hij kende nu ook Shelley, den engelschen dichter, die in zijn werk een herleving van grieksche schoonheid beproefde. Diens Cloud was het zingende natuurverschijnsel dat door Perk in zijn Iris werd nagevolgd. Ook door maat en rijmschikking is het daaraan overeenkomstig.

Het is het verlangen van Iris naar Zefier, het altijd verlangen blijvende. Als de hoogste en meest stralende stijging van de ziel die Jacques Perk was, moge het hier worden ingelascht.

Volledige tekst

1921 Albert Verwey, ‘Jacques Perk herdacht’. In: 'Proza. Deel I'.

Citaat:

Langzamerhand ben ik daarna met de overige Mathilde-sonnetten en met ‘Iris’ bekend geworden. Beschouwing en genieting van telkens weer andere beelden - bewondering vooral voor de schilderende en beeldende kracht van woorden en klanken - vulden kostelijke middagen, terwijl het eerste geluid van de Iris-aanhef mij doortrilde na een avond van minder dichterlijke arbeidzaamheid bij weer een andere tijdgenoot.

Volledige tekst