Multatuli Lof & Blaam

Multatuli Lof & Blaam

1887 Frederik van Eeden, ‘Eduard Douwes Dekker’. In: 'De Nieuwe Gids. Jaargang 2'.

1887 Frederik van Eeden, ‘Eduard Douwes Dekker’. In: 'De Nieuwe Gids. Jaargang 2'.

Citaat:

Er is een groote stroom frissche, vrije gedachte over ons land gekomen, na Dekker's eerste woorden. Duizenden, die volstrekt geen volgers van hem zijn, denken nu anders door zijn toedoen.

Hij is niet de bron van dien nieuwen stroom. Hij is de moedige beginner - die 't eerst een gat boorde in den dijk.

Volledige tekst

1889 Conrad Busken Huet, ‘Multatuli’. In: Jan ten Brink, 'Geschiedenis der Noord-Nederlandsche letteren in de XIXe eeuw. Deel 3'.

Citaat:

Wie in dien tijd te Amsterdam Multatuli tegenkwam op straat, redenerend met een geestverwant of een tegenstander, gewikkeld in een onderhoud dat hem warm maakte, […] werd juist in de eerste plaats getroffen door het blond-cendré van dien afgevaardigde uit het donkere Oosten, en door het vonken-schieten dier germaansche en schijnbaar bleeke oogen. […] Overal waar Multatuli zich vertoonde maakte hij, door zijne schoone gelaatstrekken, zijne tengeren welgemaakten ligchaamsbouw, zijne natuurlijke wellevendheid, den indruk van een gentleman; en de zorg die hij droeg voor zijn toilet was daarmede in overeenstemming. De Sjaalman der fantasie mocht zich toetakelen zoo veel hij wilde, die der werkelijkheid kende te Amsterdam het adres van den besten hoede-, den besten laarze-, den besten handschoen- en, bij den besten kleedermaker, het aangezigt van den besten coupeur.

 

Volledige tekst

1911 P.C. Molhuysen en P.J. Blok (red.), ‘Dekker, Eduard Douwes’. In: 'Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 1'.

Citaat:

Multatuli heeft frischheid en leven gebracht in een tijd, dat ons volk in zelfvoldaanheid langs platgetreden wegen voortsukkelde. Door plotseling schel licht te laten vallen op een ongekende zijde der dingen, heeft hij de menschen geprikkeld tot vrij en zelfstandig onderzoek. Eeuwenoude waarheden heeft hij hier weer luid doen weerklinken. Daarom behoeft nog niet elk zijner woorden als een onomstootelijke waarheid te worden aangenomen. Er is ook oppervlakkigheid en overdrijving in zijn werk.

Volledige tekst

1985 G.J. van Bork & P.J. Verkruijsse (red.), ‘Multatuli’. In: 'De Nederlandse en Vlaamse auteurs van middeleeuwen tot heden met inbegrip van de Friese auteurs'.

Citaat:

Naar eigen typering 'een vat vol tegenstrijdigheid', snel wisselend van zelfoverschatting naar zelfbeklag, niet monogaam van aanleg en praktijk, spoedig verliefd en in die verliefdheid een stimulans vindend voor zijn werk, als kunstenaar evenzeer gesteld op eenzaamheid als op verering, allengs van zijn vrouw vervreemd en door die vervreemding vervuld van schuldgevoel, autocraat en aristocraat maar steeds in geldnood, vrienden vertrouwend die hun beloften vergaten, geslingerd tussen hoop en vrees, heeft Dekker noch in Amsterdam, waar hij een verhouding had met zijn nichtje Sietske Abrahams, noch tijdens zijn zwerftochten door Duitsland, noch in 's-Gravenhage, de rust gevonden waaraan hij behoefte had.

Volledige tekst

1981 H.A. Gomperts, ‘Multatuli’. In: 'De schok der herkenning'.

Citaat:

Multatuli heeft een enorme werking gehad. Hij was de eerste van de Nederlandse schrijvers die niet verwees naar de academie, de traditie, de cultuur, maar die aanspoorde tot zelfstandig denken, tot zichzelf zijn. In hem hebben zich in de eerste plaats ‘beschikbaren’ herkend, jeugdigen, vrouwen, ontevredenen, autodidacten van bescheiden afkomst, omdat zij nog niet onderdak waren, of elk ogenblik bereid een betere behuizing te betrekken. Hij staat aan de wieg van allerlei emancipaties. Zijn verleiding was, dat men in hem terstond een menselijke stem hoorde; de hysterie erin, het doorslaan, hoorde men niet, omdat er geen andere onhysterische stemmen waren, behalve de keurige en de deftige, die de keurige en de deftige volzinnen spraken in het burgerlijke land. […] Verder oefende het drama, de martelaarsrol, het lijden, dat hij tentoonstelde, een aantrekkingskracht uit op talrijken.

Volledige tekst

Lof & Blaam: Max Havelaar

1860 P.J. Veth, ‘Multatuli versus Droogstoppel, Slijmering en Co’. In: 'De Gids. Jaargang 1860'.

Citaat:

Maar de handhaving der regten van den Javaan is in dit werk vereenigd en als zaamgesmolten met eene poging tot zelfregtvaardiging, die aan het werk een geheel eigenaardig, een - het is niet te ontkennen – eenigzins tweeslachtig karakter geeft. […]

 

Ik ben er verre af elke bladzijde van dit boek, veel min elke handeling van Max Havelaar te willen verdedigen. Er staan regels op de laatste bladzijden te lezen, die ik niet gaarne zou geschreven hebben, waardoor ik vurig wenschte dat de auteur zijn boek niet ontsierd had, die eenig regt geven tot het verwijt dat hij in volslagen verbijstering als een amok roepende Javaan den oproerfakkel roekeloos rondslingert.

 

Volledige tekst

1861 D, in een bespreking van de tweede druk van 'Max Havelaar'. In: 'Vaderlandsche Letteroefeningen. Jaargang 1861'.

Citaat:

Multatuli's boek is een welsprekend, krachtig, ja dringend protest tegen de mishandelingen welke de arme inboorling van eene Nederlandsche kolonie ondervindt, en daardoor tevens eene openbaring van het loon dat eenen eerlijken, trouwen ambtenaar in Indië wacht. Zoudt ge niet meenen, lezer, dat zulk een boek, vooral wanneer het met onmiskenbare genialiteit is geschreven, niet alleen sensatie moet maken, maar vooral de sympathie wekken van eene natie, die zoo magtig gaarne eene christelijke natie wordt genaamd; die zucht omdat er nog zoo vele blinde heidenen zijn, over wie de zon der geregtigheid nog niet is opgegaan? En toch - dit is niet gebeurd.

Volledige tekst

1875 W.C. van Manen, in een bespreking van de vierde, herziene druk van 'Max Havelaar'. In: 'Vaderlansche Letteroefeningen. Jaargang 1876'.

Citaat:

Wat gaf den heer Douwes Dekker het recht, een historischen roman te schrijven en te gelijker tijd stilzwijgend van zijne lezers te eischen, dat zij het romantische kleed onopgemerkt zouden laten? Hij wilde al de voordeelen plukken van het door hem gekozen voertuig zijner gedachten, doch weigerde de lasten, zelfs maar eenige der lasten te dragen, die daaraan onvermijdelijk waren verbonden. Het is de vloek van den historischen roman, dat hij de geschiedenis onkenbaar maakt en den meest onpartijdigen lezer gedurig doet aarzelen tusschen: waarheid of verdichting?

Volledige tekst

1977 Jan Romein en Annie Romein-Verschoor, ‘Eduard Douwes Dekker’. In: 'Erflaters van onze beschaving'.

Citaat:

Toen kwam Douwes Dekker en schreef een boek over de Javaan die verdrukt werd. Als hij dat alleen gedaan had, zouden weinigen naar hem geluisterd hebben, want Java was ver weg. Maar hij zei: ‘Ik heb veel geleden.’ ‘Bliksems mooi,’ zei Van Lennep die in zijn jeugd aan de voeten van Bilderdijk gezeten had en met dat gevoel voor het tragische, dat meer grappenmakers eigen is, de toon herkende.

[…]

De Max Havelaar is met dé Gijsbrecht, dé Camera en dé Mei een van de weinige Nederlandse literaire werken die wij zonder meer met het bepalend lidwoord aanduiden. De literaire waarde dezer vier laat zich moeilijk vergelijken, maar het uitzonderlijke van de Havelaar is wel, dat hier een verweerschrift, een soort pamflet tot klassiek werk werd en na ruim driekwart eeuw nog altijd één van onze weinige levende klassieken.

Volledige tekst

1979 Karel van het Reve, 'Literatuurwetenschap: het raadsel der onleesbaarheid'.

Citaat:

Het is onder meer die regel die de lezer meteen al aan het begin doet beseffen dat hij met een zeer goede schrijver te doen heeft, zoals ook in de tweede zin van het boek: ‘Het is mijn gewoonte niet romans te schrijven of zulke dingen’ het die drie woorden ‘of zulke dingen’ zijn die dat merkwaardige Multatuli-effect bij de lezer teweegbrengen. Of neem die passus verderop waarin u, lezer, wordt toegevoegd dat gij dit boek moet lezen als gij makelaar in koffie zijt ‘of als ge iets anders zijt’ - een zinsnede waarin alle last die Nederland met Eduard Douwes Dekker zou krijgen al wordt aangekondigd.

Volledige tekst