Paul van Ostaijen Lof & Blaam

Paul van Ostaijen Lof & Blaam

Lof & Blaam: Paul van Ostaijen

1929 Gaston Burssen, ‘Paul van Ostaijen als vriend. Herinneringen’. In: 'Den Gulden Winckel. Jaargang 28'.

Citaat:

Cocteau zegt: ‘le tact dans l'audace c'est de savoir jusqu'où on peut aller trop loin’. Van dit trop loin kende van Ostaijen de grens. Hij kon scherp en vlijmend repliceeren, maar bleef altijd gentleman, ook wanneer men tegenover hem minder gentlemanlike uitdrukkingen gebruikte, zelfs wanneer gewezen vrienden en kennissen hem met unfaire handelwijzen probeerden te kwetsen. Maar wat hij uiterlijk niet toonde, verkropte hij des te meer innerlijk, en waar hij meende aldus de situatie te redden, schiep hij rond zijn persoon een atmosfeer van ongenaakbaarheid.

Volledige tekst

1929 Karel van de Woestijne, ‘Paul van Ostaijen en Willem Kloos’. In: 'Karel van de Woestijne, Verzameld werk. Deel 5. Beschouwingen over literatuur' (eds. P.N. van Eyck, P. Minderaa e.a.).

Citaat:

Van Ostayen is de laatste groote vreugde geweest in mijn jongste literaire leven: zij blijft stralen in mij. Hij is, van gansch zijne generatie en meer bepaald van de groep waarboven hij uitrees, ik zal niet zeggen de grootste of de rijkste of de geweldigste, maar de eenige die zijne functie als dichter tegenover mij volkomen wist te vervullen […] En hiermede hebt gij weer eene definitie die u toelaat, mijne waardeering voor Paul van Ostayen te meten.

Volledige tekst

1979 H. Marsman, ‘Paul van Ostaijen’. In: 'Critisch Proza. Verzameld werk'.

Citaat:

Van Ostaijen was een dogmaticus, hij had behoefte aan harde en scherpe waarheden, hij was uiterst intelligent, maar eenzijdig, bijna opzettelijk kortzichtig en beperkt, ook uit ruimtevrees. Hij dacht scherp, vinnig, spits; niet roekeloos, niet subtiel, niet lyrisch, al is lyrisch misschien niet de juiste manier om te denken. Misschien was hij in sommige dingen niet sceptisch en relativistisch genoeg en niet ruim en los genoeg in zijn wijze van denken.

Volledige tekst

1981 Jeugdvriend René Victor, geciteerd in: Joos Florquin, 'Ten huize van… René Victor'.

Citaat:

Hij bezat een geweldige originaliteit en hij had een buitengewoon scherp verstand. Met de gewone studie hield hij zich niet bezig en de lessen hadden voor hem geen betekenis. […] Curieus bij Van Ostaijen was zijn kleding; het is gebeurd dat hij een speciaal kostuum liet maken naar de mode van 1830, bij een kleermaker op de St.-Jacobsmarkt. Hij wilde zich bewust onderscheiden van de bourgeois evengoed als van het gewone volk.

Volledige tekst

1982 Martinus Nijhoff, ‘Moderne dichters. Paul van Ostaijen’. In: 'Kritisch en verhalend proza (Verzameld werk II)'.

Citaat:

Van Ostaijens gemoedsleven moet van een niettezeggen tederheid en innigheid geweest zijn, met iets verlegens en weeks. Het overslaan van zulk een karakter naar plotselinge vlagen van ruwheid en brutaliteit, is een bekend verschijnsel. Van Ostaijens verzen leveren daar voorbeelden genoeg van.

Volledige tekst

Lof & Blaam: 'Music Hall'

1916 Rafael Verhulst, in een bespreking van ‘Music-Hall’ in 'Het Vlaamsche Nieuws'. Geciteerd in: Gerrit Borgers, 'Paul van Ostaijen. Een documentatie (2 dln)'.

Citaat:

‘De buitelsprongen en slordigheden zullen bij dezen jongen dichter verdwijnen en zijn hoedanigheden zullen zich ontwikkelen tot een scherpe vizie en tot heel fijn en diep gevoelen. Dan zal hij van zijn eersteling niet meer houden, wat onrechtvaardig zal wezen, en 't zal een zeldzaam boekje worden.’

Volledige tekst

1929 Ed. du Perron in een brief aan M. Nijhoff, geciteerd in: Lisa Kuitert, 'Jaarboek Letterkundig Museum 3'.

Citaat:

In welk opzicht bevalt de uitgave u niet? - De keuze uit Music-Hall? Daar viel in Music-Hall, eerlijk gezegd, niet veel te kiezen. Ik weet dat sommige menschen beweren dat P.v.O. in m.h. veel aardiger dingen schreef dan later; maar als men m.h. in handen heeft, moet men toegeven dat het in zijn soort bizonder zwak was, en dus zeker, nù, is. Daarbij kwam de antipathie die P.v.O. zelf dien bundel toedroeg.

Volledige tekst

1982 Martinus Nijhoff, ‘Moderne dichters. Paul van Ostaijen’. In: 'Kritisch en verhalend proza (Verzameld werk II)'.

Citaat:

Na dertien jaar vind ik dit fragment [uit Music Hall, red.] nog even meesterlijk getekend met het haastende en kletterende van de aanvang, met de verlangzaming van de in het duister der zaal stilwordende laatste zucht. En toen ik ‘ Music-hall’ in zijn geheel las, vond ik daarin tal van dergelijke scherpe omtrekken. Het gedicht is een unicum in onze taal. Het is met Van Looys ‘Hartjesdag’ onze beste bijdrage tot het unanimisme, en het is geschreven door een jongen van negentien jaar.

Volledige tekst

1988 J. Weisgerber en M. Rutten (redactie), 'Van Arm Vlaanderen tot De voorstad groeit. De opbloei van de Vlaamse literatuur van Teirlinck-Stijns tot L.P. Boon (1888-1946)'.

Citaat:

Chronologisch gezien toont de bundel Music-Hall hoe Van Ostaijen, tussen zijn liefdesavontuurtjes door, zich allengs een juister begrip vormt van zijn eenzaamheid, zijn ‘voorbij de grens’ staan, en hoe hij van die nood ten slotte een deugd maakt, of althans een levensregel.

Volledige tekst

1996 Gerrit Borgers, 'Paul van Ostaijen. Een documentatie (2 dln)'.

Citaat:

In de zomer van 1915, van juni tot in september, schreef hij het grote gedicht Music-hall, een evocatie van de hem aantrekkende kunstmatige cabaretwereld. Hierbij toonde hij zich zeer ontvankelijk voor het unanimisme - de poëtische visie die een bepaalde groep mensen en hun directe omgeving als een psychische eenheid beschouwt - dat hij vooral uit de bundel La vie unanime door Jules Romains van 1908 had leren kennen.

Volledige tekst